vrijdag 28 augustus 2015

Hoe Brian dankzij Annejet de kans kreeg te illustreren wat het verschil is tussen economische modellen en de realiteit

Annejet van der Zijl was afgelopen zondag (23 augustus 2015) de gast bij Zomergasten. Wie daar niet naar gekeken heeft, raad ik aan heel snel de link te volgen om er alsnog naar te kijken, want het was een prima aflevering.

Ik ga verder niets over die aflevering vertellen, behalve dat dit fragment van Brian Cox erin te zien is:

Ik moest namelijk aan dit stuk uit De economie van goed en kwaad denken (ik tik het gewoon letterlijk over, copyright of geen copyright, omdat het zo perfect aansluit bij deze video):


Een kathedraal aan steigers
Aangezien er op deze pagina's zo vaak is verwezen naar de natuurkunde - die de economie vaak als haar grote voorbeeld ziet - is het zinnig om ook even in te gaan op de wezenlijke methodologische verschillen tussen die twee wetenschappen. De natuurkunde bedient zich van een volkomen andere hypothetische logica: die hypothesen worden opgetrokken als steigers, die het mogelijk maken het gebouw op te trekken, waarna de steigers met behulp van dat gedachtebouwsel weer worden afgebroken. Zo was het, bijvoorbeeld, een briljante inval om bij het meten van objecten in vrije val even geen rekening te houden met de luchtweerstand; hierdoor ontstond een nuttige abstractie die het vraagstuk sterk vereenvoudigde. Bij een echte berekening zal erchter wel rekening moeten worden gehouden met de luchtweerstand - althans, indien wij ook daadwerkelijk op voorhand willen kunnen zeggen of een veertje sneller naar beneden zal vallen dan een steen. Bij de toepassing in de praktijk dienen de vereenvoudigende aannamen terzijde te worden geschoven en moet het denken weer met beide benen op de grond gaan staan. Als wij modellen bouwen, dan moeten wij wegkijken van de realiteit; maar zodra wij die modellen willen gaan toepassen op de realiteit, moeten wij wegkijken van de modellen. Dan moeten de steigers als het ware worden afgebroken om te zien of er nog een gebouw staat.In de economie, daarentegen, lijken de veronderstellingen vaak niet weggenomen te kunnen worden - zelfs niet achteraf; het hele bouwwerk zou instorten. Wij bouwen dus in wezen een holle kathedraal aan steigers.Wat zou er gebeuren met de heersende theoretische economie als daarin de modelmatige veronderstelling van de homo economicus werd losgelaten? Zodra wij onze steigers aan veronderstellingen afbraken, zou onze hele kathedraal instorten - of zou zelfs blijken, dat die hele schitterende kathedraal niet bestaat, net zoals in dat sprookje van die keizer met zijn nieuwe kleren.

Met andere woorden, alle economische modellen werken prima in de luchtledig gemaakte kamer, maar zodra de deuren van die kamer opengaan, stort de boel in.Nog anders gezegd, door Sedlácek hemzelve:

In de Middeleeuwen wilde men precies weten hoeveel dansende engelen er op een speldenknop pasten... en wij zijn tegenwoordig bezeten van het streven om de marginale optimalisatie te berekenen. Dan was die discussie over de engelen op de speldenknop van de Middeleeuwen eigenlijk realistischer, want in tegenstelling tot de geheime terminologie van de theoretische economie bestaat een speldenknop echt en is een engel een concept dat iedereen begrijpt. In beide gevallen gaat het echter om een theoretische discussie die zich niet empirisch laat meten en die buiten de eigen discussie onzinnig en ontoepasbaar is. Ze hebben uitsluitend zin in de beslotenheid van een gegeven debat - in hun eigen wereld.

Goed boek. Prima aflevering. Boek is er nog wel een tijdje, de aflevering is niet zo heel lang meer te zien. Opschieten, dus!

De economie van goed en kwaad vanTomáš Sedláček

De economie van goed en kwaadDe economie van goed en kwaad by Tomáš Sedláček
My rating: 4 of 5 stars

De ondertitel maakt duidelijk welke reis er gemaakt wordt aan de hand van gids Tomáš Sedláček: De zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesj tot Wall Street. Het boek is een aangepaste versie van een proefschrift dat Sedláček indiende bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de universiteit waar hij toen studeerde. Het werd verworpen vanwege 'twijfelachtige wetenschappelijke waarde'. Of dat een correct oordeel is of niet, kan op basis van het boek niet meer worden nagegaan want het boek richt zicht op een ander publiek. Wij. Ons.
Tijdens een interview in 2009, toen het boek in Tsjechië al een bestseller was, antwoordt Sedláček op de vraag of hij met het boek duidelijk wil maken dat economie niet alleen over cijfers en mathematische modellen gaat:

Ja, de economie is een prachtig gebied. Het gaat vooral over de manier waarop mensen zich gedragen en tot elkaar verhouden. Ik ben op zoek gegaan naar een spiegel, omdat het anders te moeilijk en onuitvoerbaar zou zijn. Daarom gebruik ik de verhalen uit het Oude Testament en uit Mesopotamië als hulpmiddel. Deze mensen maakten ongeveer hetzelfde mee als wat wij meemaken. Wij gebruiken nu voornamelijk de wiskunde en een wetenschappelijke, rigoureuze aanpak om de wereld om ons heen uit te leggen[...]
"Daarom heb ik geen enkel cijfer opgenomen in dit boek. De bladzijden zijn van voor naar achteren genummerd. Dus het begint met -368, alleen maar om duidelijk te maken dat een cijfer iets is dat wordt gemaakt door onze samenleving, een construct, een product dat ons kan dienen en ons zou moeten dienen, maar soms verblindt het ons ook als de enige manier waarop we nog rond kunnen kijken, is door middel van cijfers en de statistieken. Soms zijn cijfers nuttig, soms niet en kan ze zelfs misleidend zijn.


Helaas is de nummering van de bladzijden in de Nederlandse versie (vertaling van de Engelse versie van het boek dat in 2011 uitkwam) niet overgenomen van het origineel. Belangrijker is echter dat het boek niet fantastisch geredigeerd is; het bevat relatief veel kromme zinnen en spelfouten. Dat neem ik niet mee in de beoordeling van het boek, want het gaat mij alleen om de inhoud, om wat Sedláček vertelt en beweert.

In deel 1, De economie in de Oudheid - die bij Sedláček wel wat erg lang doorloopt - besteedt Sedláček aandacht aan achtereenvolgens het Gilgamesj-epos, het Oude Testament, het oude Griekenland, het christendom, Descartes, Bernard Mandeville om te eindigen met Adam Smith, de 'smid van de economie'. Sedláček tracht met deze 'spiegels' aan te tonen dat de economie als wetenschap niet op zich staat en zeker niet, zoals sommige economen graag willen (doen) geloven, waardevrij is, maar nauw verbonden is met filosofie, mythes, religie, antropologie, en kunst. Economie staat niet los van de samenleving, kan niet los gezien worden van cultuur en is (dus) niet en nooit waardevrij. Ook al zou onze huidige minister van financiën, Jeroen Dijsselbloem, dat nog zo graag willen en *gelooft* hij dat zelf wel.

Sedláček tracht in Deel 2, Ketterse ideeën, onder andere aan te tonen dat er geen Homo Economicus bestaat (in april nog onderwerp van een aflevering van Freakonomics radio Should We Really Behave Like Economists Say We Do?) en dat het idee dat alles te reduceren is tot cijfers en modellen niet alleen niet klopt, maar gevaarlijk fout is. Hij illustreert dat door economische modellen te vergelijken met natuurkundige modellen en de wijze waarop deze toegepast worden. Hij kiest niet voor niets natuurkunde, natuurlijk, want als er iets is waar economen naar streven dan is het wel dat economie als net zo hard, zuiver en exact beschouwd wordt als natuurkunde. Door modellen als steigers voor te stellen die helpen bij het bouwen van een prachtige kathedraal, toont Sedláček ondubbelzinnig aan dat de Natuurkundige kathedraal overeind blijft en nog eeuwen gebruikt én bewonderd wordt, terwijl de Economische kathedraal bij het minste geringste in elkaar zakt als een plumpudding.

De economie van goed en kwaad is een fascinerend, tot overpeinzingen aanzettend, interessant boek dat duidelijk maakt, voor zover daar nog twijfels over bestaan, dat mensen, de hemel zij dank!, lang niet allemaal zoals de bijen van Mandeville zijn, dat de 'onzichtbare hand van de markt' niet de vervanger van god is, en dat ethiek en economie niet los van elkaar kunnen en vooral niet mógen worden gezien. Of, zoals hij het zelf verwoordt interview:

I mean the word ‘ethics’ has become a bad word, a rude word. And yet, economics started as an ethical discourse. Adam Smith was a moral philosopher, David Hume, Thomas Malthus and others were chiefly moral philosophers. And this is where economics was born. Today we try to get away from this cradle, from this origin of the discourse, and it can lead to very dangerous situations.

En dus mag niemand uit The Wealth of Nations citeren zonder dat citaat te omringen en te ondersteunen door minimaal twee citaten uit The Theory of Moral Sentiments. Niemand. Vind ik.

Zie ook: Hoe Brian dankzij Annejet de kans kreeg te illustreren wat het verschil is tussen economische modellen en de realiteit

View all my reviews

vrijdag 21 augustus 2015

Seveneves van Neal Stephenson

SevenevesSeveneves by Neal Stephenson
My rating: 5 of 5 stars

Het is hoog tijd om aandacht te schenken aan het boek waarmee ik een groot deel van deze maand op grote hoogte heb vertoefd: Seveneves van Neal Stephenson. Bovendien meldt ieder zichzelf respecterend nieuwsmedium vandaag dat NASA ontkent dat er volgende maand een einde aan de wereld komt, ondanks alle geruchten die daarover de wereld rond gaan.

There is no scientific basis – not one shred of evidence – that an asteroid or any other celestial object will impact Earth on those dates,” said Paul Chodas, manager of Nasa’s near-Earth object office at the jet propulsion laboratory in Pasadena, California.“If there were any object large enough to do that type of destruction in September, we would have seen thing of it by nowsome.

Mij stelt dit nieuws niet gerust. Wat nu als die asteroïde niet de aarde, maar de maan raakt. En wel zo dat de maan daardoor in acht stukken breekt? Ik weet, dankzij Neal Stephenson, dat dat letterlijk uitstel van executie betekent voor de mensheid op aarde. In eerste instantie lijkt het mee te vallen. Het is een beetje jammer dat er geen maan meer is en natuurlijk heeft dat hier en daar wel wat gevolgen, maar niets om je ongerust over te maken: het uitzicht is veranderd, die ene maan is veranderd in acht heel verschillend uitziende brokken; we gaan die brokken maan zelfs namen geven op basis van hun uiterlijk. Maar dan botsen twee brokstukken op elkaar, breekt er een in tweeën door die botsing en zijn er ineens negen stukken maan.

Dat is het moment waarop ook mensen die dit boek van Neal Stephenson nog niet gelezen hebben, langzamerhand gaan beseffen dat die zo ongevaarlijk lijkende overblijfselen van de maan helemaal niet ongevaarlijk zijn. Met het toenemen van het aantal brokstukken, wordt de kans op botsingen groter. Hoe vaker de stukken op elkaar botsten, hoe groter de kans dat er stukken afbreken en dan zijn er weer meer stukken, en is de kans dat die op elkaar botsen, enz. Het aantal maanstukken neemt na verloop van tijd exponentieel toe met als gevolg dat er op den duur zoveel kleine brokstukken en brokstukjes rond de aarde zweven dat het verschijnsel een eigen naam verdient: White sky.

DOOB COULDN’T GUESS HOW MANY TIMES DURING HIS LIFE HE HAD noted a cottony tuft of cloud in a blue sky, then looked up hours later to discover that it had developed into a bank of clouds that covered the sun and told of a change in the weather. Such phenomena happened too slowly for the mind to discern them as happening at all. During the last hours of A+1.335, something like that occurred in the cloud of lunar debris that had been hanging in the sky for the last seven hundred days. Later they would watch the movies of it in time-lapse, compressing a day’s changes into a minute of video, and it would look like an explosion. Or an epidemic of explosions.

1 jaar en 335 dagen nadat de maan 'ontploft' is, zijn er miljoenen stenen en steentjes die zich gedragen als cream in coffee, spreading and paling... Al die tijd zijn er al regelmatig brokstukken maan in de atmosfeer terechtgekomen en enkele zijn op aarde ingeslagen, maar zodra de White sky is ontstaan en zich uitbreidt zal dat vaker en vaker voorkomen. Een paar dagen na de White sky, zullen er miljarden brokken in de atmosfeer en op aarde terechtkomen. Deze Hard rain zorgt niet alleen voor miljarden inslagen, maar zet ook de atmosfeer in brand. Zonder zich diep in de aarde of de oceanen te begraven, zal niets of niemand op aarde overleven.

Dus. Als die asteroïde ons mist, maar de maan in acht stukken slaat, dan hebben we nog ongeveer 700 dagen om te bedenken wat we met zijn allen kunnen doen om in ieder geval een klein deel van de mensheid te redden. Het is verstandig om nu Seveneves aan te schaffen en te lezen, want Stephenson vertelt daarin wat er zoal gedaan zou kunnen worden om althans een klein deel van de mensheid in de ruimte te laten overleven. Hij gaat zelfs zover om in het laatste deel een grote sprong van 5000 jaar voorwaarts te maken om te laten zien wat die verre, verre nazaten van ons dan op en rond een inmiddels weer aardig leefbare aarde aan het doen zijn.

Ongetwijfeld zullen er mensen zijn die vinden dat Stephenson teveel aandacht besteedt aan de beschrijving en werking van allerlei ruimtetevaartuigen, voortbewegingsmechanieke, -manieren, en andere apparaten, maar dat wordt vast rechtgetrokken door de mensen die op- en aanmerkingen hebben over het al of niet wetenschappelijk onderbouwde gehalte daarvan. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat, zolang het zo geloofwaardig is beschreven dat ik het slik (en ik slik het), het me niet boeit of iets niet kan/nooit zal kunnen omdat er een palletje of pinnetje of stofje ontbreekt. Stephenson weet waar hij over schrijft, besteedt veel tijd aan research, maar Seveneves is fictie. Science fictie. De echte, op smaak gebracht en opgediend met snufjes Sarah Palin (die het helaas toch tot president van de US heeft geschopt), Elon Musk (achtergrondheld in eigen ruimteschip) en Doc (of DOOB zoals in het stuk hierboven) is niet gebaseerd op Neil deGrasse Tyson, het ís Neil deGrasse Tyson.

View all my reviews

woensdag 19 augustus 2015

Voor altijd ergens van Esther Jansma

Voor altijd ergensVoor altijd ergens by Esther Jansma
My rating: 5 of 5 stars

In een interview met De Utrechtse Internet Courant legt Esther Jansma - dichteres én bijzonder hoogleraar dendrochronologie en paleoecologie van het Kwartair aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht - uit wat dendrochronologie en dichten met elkaar gemeen hebben: bij elkaar passende patronen. Of dat nu voor de groeiringen in een stuk hout geldt of voor een goed in elkaar zittende dichtregel, in beide gevallen voelt ze dezelfde sensatie en weet "Yés, die zit".

Jansma heeft de bloemlezing Voor altijd ergens zelf samengesteld, en de gedichten die in eerdere bundels verschenen chronologisch opgenomen. Daarbij is het opvallend dat bijna de helft van de gedichten afkomstig is uit Alles is nieuw (2005) en Eerst (2010), haar twee laatste dichtbundels.

Het eerste gedicht is het titelgedicht uit Stem onder mijn bed dat in 1988 verscheen:

Als het stof onder je bed
worden ze, zei hij. Maar ze weten niet
dat ze dood zijn, zei hij, ze weten
van niets.

Hun val uit de tijd schiet
de grenzen voorbij waarbinnen wij
's morgens ontwaken, zei hij. Daarachter
ligt niets, dacht hij.

Jullie geven je onmacht
een stem onder het bed en de namen
van goden, zei hij. Want hij wist nog niet
dat hij dood was.

De dood is een onderwerp waar Jansma in elke bundel uitgebreid aandacht aan schenkt. Dat doet ze vrijwel altijd op een speelse, grappige en vooral talige manier, maar het kan ook een uitermate schrijnend, want persoonlijk gedicht opleveren, zoals Het lijkt of de steen stil ligt:

Het lijkt of de steen stil ligt
maar hij valt tegen de grond
waarin zij ligt en verder valt,
steeds dunner uitgespreid. Dood
is de aarde tot de kern omhelzen.

En wij die hier nu staan
zijn langer dan ooit - hoe we ook
naar beneden kijken, zinken in ons hoofd:
doorleven is omhoog geslingerd worden,
omgekeerd vallen, gewichtloos.

Een ander thema in haar gedichten, dat vanaf het begin af aan terug te vinden is, is tijd. Vaak, maar niet uitsluitend in combinatie met de dood zoals in de twee gedichten hierboven. Archeologie eindigt bijvoorbeeld met:

[...] Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving

of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
'Waar is de tijd? Hier is de tijd.'

In dit gedicht is duidelijk de archeologe aan het woord die de mens over het ijs ziet lopen aan de hand van zijn teruggevonden kledingstukken. Elk gedicht in Voor altijd ergens - wat een prachtig passende titel is voor deze verzameling gedichten! - is een ode aan het zien, kijken, voelen, beleven en inleven van Jansma. Niets lijkt haar te ontgaan en niets lijkt onbeschrijfelijk. In het al eerder genoemde interview beschrijft ze het zelf in zo'n Yés-die-zit-zin: "Je schrijft iets op en dan heb je het."
Beter kunnen de gedichten in deze bloemlezing niet beschreven worden, omdat de gedichten datzelfde gevoel bij de (voor)lezer oproepen. Je leest ze, het liefst hardop, en dan heb je het. Voor altijd ergens, het titelgedicht, illustreert dat perfect:

Het is niet zo dat alles verdwijnt, de laatste
plek waar jij bent de gekende handkleine
bloedwarme helling in het holst van de tijd
is mijn hand en mijn hand heft zich op,

maar in de schil van de wereld die stil is
in de huid van het huis in het hart van de lakens
haal jij adem en slaapt, verwijnt niets.

Alles is voor altijd gebeurd en blijft bewaard.
Neem een willekeurige ochtend, wij ontwaakten,
er was voedsel en straks, het licht van zomaar

de zoveelste zomer verwarmde ons en vertrok
het heelal in en ging verder - wij beiden
schijnen voor altijd met brood in de handen
ergens uit het blauwe gezicht van de aarde

"Alles is voor altijd gebeurd en blijft bewaard." Proef die zin, draai om en om, onderzoek aan alle kanten, lees, nee, zeg die zin hardop en besef: je hebt het. Dat kan niet anders.


View all my reviews