zaterdag 6 juni 2020

Wrinkly is virtueel!

Na iets meer dan een maand vrijwel volledig doorgebracht te hebben op dezelfde paar vierkante kilometer (dankzij de wandelingen met de honden), kreeg ik behoefte om weer eens wat anders te zien en mee te maken. En nee, lezen werkt(e) niet: te stil, teveel eisen aan mijn concentratie en dat na een dag vol videogesprekken en -vergaderingen... ik wilde wat *doen*.
En toen vertelde een collega over de wijze waarop zij ontspande: in virtual reality! Dat klonk interessant, en anders, en intrigerend, en leuk om te ontdekken en ik was toch al op zoek naar iets ter vervanging van mijn verjaardagsuitje. Dus portemonnee getrokken en een Oculus Quest aangeschaft.
Omdat ik niet in staat ben om een dubbelblind onderzoek naar mezelf in te stellen is de volgende uitspraak tamelijk onbetrouwbaar, maar ik doe um toch: "Die bril houdt me gezond, actief, fris in de kop en energiek, waar ik anders alleen maar op mijn kont achter een scherm richting vegetatie was gegaan! Het beste speeltje dat ik sinds jaaaaaaaaaaaaaaaren heb aangeschaft!" Goed voor lijf, leden en geest!

Wat doet deze zestigjarige dan in haar huiskamer gedurende de uren dat ze daar met die bril op ronddwaalt? Ik laat tien 'werelden' zien... er zijn er meer, veel meer... werelden die misschien nog wel mooier zijn, spannender, interessanter, enz. maar ik kan niet alles ontdekken in anderhalve maand én de spelen spelen die ik al wel ontdekt heb.Wordt vervolgd, dus, maar eerst deze tien (soms heel actieve) virtuele werelden in compleet willekeurige volgorde.

1.Wrinkly as Synth Rider
Dankzij de jongens van de podcast FReality - VR Podcast, heb ik eind mei Synth Riders aangeschaft. Ik meende dat het nogal leek op het spel Beat Saber dat ik even daarvoor gekocht had en met veel enthousiasme speelde (zie hieronder), maar door wat er over verteld en getoond werd in de podcast en de (zeer) enthousiaste recensies, werd ik over de streep getrokken. En het valt, tot nu toe niet tegen, maar.... dat hangt samen met de muziek. Lang niet alle muziek vind ik prettig, maar er zitten heul prettige tussen. Deze bijvoorbeeld:


2.Wrinkly as Oh Shaper
Oh Shape is het eerste spel dat ik kocht, omdat het me een ideale app leek om te gebruiken op werkdagen om tussen alle video-overleggen door, even een paar minuten tot een kwartier of half uur, lekker te bewegen en zo lijf en vooral de grijze cellen effe lekker op te frissen. 
De verwachting werd volledig ingelost... heerlijke app om even lekker en toch geconcentreerd bezig te zijn.


Bovendien is  het mogelijk, zoals ook op het filmpje te zien is, om gebruik te maken van 'parcoursen' die medespelers gemaakt hebben op muziek die zij fijn vinden. Dat levert op YouTube natuurlijk weer rechtenproblemen op, maar ik vind dit een lekker parcours en fijne muziek én het is - als het goed is - in Nederland gewoon te beluisteren, dus ik neem de auteursrechtelijke waarschuwing op de koop toe. Ik heb zelfs een eigen parcours op eigen muziek gemaakt, maar dat is zo'n gepriegel en gedoe voordat dat echt lekker loopt, dat ik dat graaaaaag aan anderen overlaat!

3.Wrinkly as Pro Putter
Pro Put is een spiksplinternieuw spel 'inspired by Tiger Woods for Xbox and Mario Golf', spellen die ik geen van beide ken, want ik ben geen gamer (of is het nu 'was'?). Het is een grappig spel, best leuk om zo nu en dan even te doen en altijd beter dan met zo'n plastic 'hole' en een pingpongbal in je kamer voorzichtig een metertje te putten. Er is, zoals de video overduidelijke aantoont, meer dan voldoende ruimte om te 'groeien' als pro putter en alleen dát is al fijn.


4.Wrinkly in the Dojo
Step inside a galaxy far, far away with Vader Immortal, maar voorlopig heeft Wrinkly nog geen stap buiten de trainingsruimte gezet. Nee, eerst wat ervaring opdoen en zo voorkomen dat ik binnen vijf minuten van het leven beroofd iben in deze Vader Immortal Episode I. Het is me inmiddels gelukt om een paar niveau's verder te komen dan op de video (daar bleef ik nog niet in leven op niveau 14), dus de dag komt naderbij dat ik als een smokkelaar deze far, far away galaxy binnenga... Tot die tijd vermaak ik me trouwens ook helemaal prima in de Dojo.


5.Wrinkly beating with sabers
Zoals dat hierboven ook al gold voor Synth Riders, ben ik (uiteindelijk) toch ook maar aan Beat Sabers begonnen, omdat de jongens van FReality - VR Podcast, dit keer ook nog eens zo vaak enthousiast over spraken. Ik houd niet van schiet-, en smijtspelletjes! Sterker nog, ik houd helemaal niet van welke game dan ook... heb verre weten te houden van alles dat op computers, telefoons en andere soortgelijke gadgets gespeeld wordt, omdat het me ook echt TOTAAL niet interesseert. Geef  mij maar een boek (of een paard). Tot nu. Want Beat Saber is een 'best wel gaaf spel'. Alleen nog maar solo, net als voor de andere spelen geldt, maar dat maakt me voorlopig niets uit, want waar ik eerst in paniek raakte van het niveau 'normal', speel ik nu veel van de parcoursen al op het niveau expert! Ja, echt! Deze opname is van 1 juni (net als de andere opnames), ik ben benieuwd wat ik over een half jaartje ofzo kan spelen...


6.Wrinkly in Virtual VR
Als verjaardagscadeau van een dierbare vriendin gekregen: Virtual Virtual Reality, een spel waarin de rollen zijn omgedraaid en mensen dienen als hulp(je) voor AI. In een enorme fabriek (?) is van alles gaande en krijg ik van Chaz, mijn opdrachtgever, telkens klussen opgedragen die telkens (en soms opnieuw) gewaardeerd worden. Maar er is nog iets gaande, daar... en daar heb ik nog niet helemaal mijn duim op gekregen. Zie zelf maar: 


7.Wrinkly & Tilt Brush
Oh kon ik maar tekenen! Of schilderen! Of beeldhouwen... want dan zou ik deze wereld helemaal nooit en te nimmer meer verlaten, denk ik. En verder zeg ik niets....


8.Wrinkly puzzles Places
Nog geen twee maanden bezig en natuurlijk moet ik alweer meer kunnen dat 'zomaar' kan. Niet alleen zelf parcoursjes maken voor Oh Shape en Beat Saber (tot nu toe is de conclusie: tijdrovend en weinig succesvol, dus aan anderen overlaten), maar ook gebruik willen maken van apps die niet via oculus worden aangeboden. Daar is SideQuest voor! En een van de apps die ik daar vandaan heb gehaald is (het prototype) van Puzzling Places. En dat is precies wat het is: puzzling puzzles van places.



9.Wrinkly in Antarctica
Weleens in Machu Picchu geweest? Gezien hoe ze daar in vroegere tijden leefden? Rondgezeuld met standbeeldjes van goden? Of in een kajak tussen ijsschotsen door pinguins op Antartica bekeken? Enorme ijsbrokken zien afbreken van gletsjers en in de verte een orka gezien waarvan je hoopt dat die straks niet je onder de boot uitstekende benen zal gebruiken als tandenstoker? Nee.. ik wel! 



10.Wrinkly playing tennis
Hoog tijd voor weer wat lichaamsbeweging! Het is een game waar je in een soort Olympisch dorp bent en als atleet aan diverse sporten mee kan doen: tennis, bowlen en baseball. Je kunt de traditionele manier van spelen kiezen (zoals ik doe in de video hieronder), maar je kunt ook voor de scrambleversies kiezen: tennissen met vissen, strandballen, baseball bats, enz en andersom natuurlijk. Bowlen met kazen, ballen en over banen met letterlijke hindernissen. Hilarisch natuurlijk, en een heerlijk spel om buiten te doen waar je alle ruimte hebt om je 'guardian' (de ruimte die je virtueel afzet, waarbinnen je je 'blind' kunt bewegen zonder obstakels tegen te komen) net zo groot als een echt (tennis)veld te maken. Hieronder zie je hoe ik in mijn huiskamer kan tennissen op iets meer dan een vierkante meter (en dan soms NOG verlies....)


Dat is het voor nu ... tijd om mijn kont van de stoel te tillen en een of meer van bovenstaande spellen te gaan spelen. Tot later. Oh, en mocht je me willen vinden, in de virtuele wereld heet ik (natuurlijk) Prowisorio (Wrinkly is slechts voor deze video's in het leven geroepen); ben nog niet echt actief op zoek multi playen, maar dat moment komt vanzelf... heb me, aarzelend, al wel eens in Echo VR laten zien en zal binnenkort de multiplayer versie van (sommige) van de hierboven genoemde spelen gaan opzoeken...

zondag 10 mei 2020

Het lam gods van Harry Paepe en Jan van der Veken



Het Lam Gods is een boek dat de stad Gent in samenwerking met Uitgeverij Vrijdag heeft uitgebracht ter gelegenheid van het Van Eyckjaar 2020dat als thema 'OMG! Van Eyck was here' kreeg. Ter gelegenheid van het Van Eyckjaar wordt er in diverse Gentse musea uitgebreid aandacht besteed aan (onder andere) het topstuk van de gebroeders van Eyck en zijn er vele evenementen en activiteiten in de stad gepland. Natuurlijk is dat programma inmiddels aangepast, zoals dat met veel evenementen het geval is ten gevolge van het coronavirus. Niet getreurd, want niet alleen is het themajaar met een half jaar verlengd (en duurt nu dus tot en met juni 2021), er is ook dit boek waarvan je op voorhand al kunt genieten en in de stemming kunt komen om later dit jaar (of volgend jaar) alsnog naar Gent te gaan om met eigen ogen ‘De aanbidding van het Lam Gods’ te bekijken.

Wie was deze van Eyck, of beter gezegd, wie waren deze van Eycks? En wat is er zo bijzonder aan ‘De aanbidding van het Lam Gods’ (kortweg het Lam Gods)? 

De aanbidding van het Lam Gods open (links) en gesloten (rechts)
Om met dat laatste te beginnen:
‘De Rechtvaardige Rechters en het Lam Gods zijn veel meer dan een gestolen kunstwerk. Het is een van de hoogtepunten van de westerse cultuur. Het meesterwerk dateert uit de 15de eeuw en hoort thuis in het rijtje van meesterlijke cultuurschatten, zoals de Notre-Dame van Parijs, de David van MIchelangelo, de Kruisoprichting van Rubens en de Guernica van Picasso. Volgens de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer, die Gent bezocht in 1521, was het Lam Gods het meest uitmuntende en meest intelligente schilderwerk van zijn tijd.’
Het is niet bekend hoelang de gebroeders Van Eyck aan het altaarstuk (want dat is het) gewerkt hebben, maar dat zou goed een klein decennium kunnen zijn geweest. Wat wel bekend is, is wanneer het stuk voor het eerst in het openbaar bekeken kon worden: 6 mei 1432, ter gelegenheid van het doopsel van Joos, het zoontje van Filips de Goede. De opdrachtgever was Joos Vijd, een rijke koopman uit Gent.

Het altaarstuk bestaat uit twaalf panelen, waarvan er acht door middel van scharnieren gesloten kunnen worden. Elke vleugel is aan beide kanten beschilderd, zodat er – of het stuk nu open of dicht is – altijd een voorstelling te zien is. Als het open is, dan zijn de panelen zichtbaar waar achtereenvolgens: Adam, zingende engelen, Maria, de gekroonde Christus of God de vader op de troon, Johannes de Doper, musicerende engelen, Eva, en onderaan de Rechtvaardige Rechters, de ridders van Christus, de aanbidding van het Lam Gods, de kluizenaars en de pelgrims zichtbaar zijn.
De panelen zijn uit elkaar gehaald, (illegaal) verkocht, verstopt, vervalst, meer dan tien keer gestolen, gecensureerd door sommige (edele) delen over te schilderen, het is op het nippertje ontsnapt aan de beeldenstormers, gebruikt voor losgeld, als diplomatiek wapen ingezet, doorgezaagd, door dubbelagenten gered en uiteindelijk is bij de Vrede van Versailles bepaald dat het teruggebracht moest worden naar Gent.

De biografie van dit kunstwerk zou door al deze avonturen een spannend avonturenboek of een detective hebben kunnen opleveren, maar dat is het beide niet geworden. Ook de speurtocht(en) naar het verdwenen paneel van de Rechtvaardige Rechters, die als een rode draad door het boek loopt, zorgt daar niet voor. Het is een geschiedenisboek geworden, een vlot leesbare, voorzien van diverse grappige illustraties, maar door die enorme hoeveelheid kleine en grote feiten is het toch een beetje droge opsomming geworden.
Als het echter je bedoeling is om te weten te komen wat er de afgelopen eeuwen allemaal gebeurd is met dit topstuk van die twee geweldenaren uit de 15de eeuw, Hubert en Jan Van Eyck en/of ergens in het komende jaar goed voorbereid toch nog naar Gent af te reizen, dan gaat dat zeker lukken met dit mooi uitgevoerde, informatieve boek.

View all my reviews

Wittgensteins minnares van David Markson

   In het begin maakte ik bij iedere intrigerende zin of aansprekende uitspraak of gruwelijke miskleun of grappige vertwijfeling een aantekening.
   Maar dat werden er teveel. Op het laatst hield ik op met het maken van aantekeningen.
   Ik weet niet meer precies waar ik opgehouden ben, maar het was over de helft, want op pagina 230 maakte ik ongeveer halverwege nog een aantekening. Twitter @saynotoducks schreef ik in de kantlijn bij Heel wat mensen keurden trouwens de naam van diezelfde kat af, Argus heette hij.
   Daar was natuurlijk een verklaring voor.
   Die verklaring was dat ik die opbouw van een zin veel op Twitter tegenkomt. Bij @saynotoducks bijvoorbeeld. Als grap.
   Eerder maakte ik al een aantekening op pagina 73. Hoewel het eigenlijk geen aantekening is, omdat het maken van aantekeningen uitsluitend het noteren van opmerkingen betreft.
   Hoe dan ook heb ik met potlood een zin omcirkeld op pagina 73.
   Ik geloof dat ik eerder al gezegd heb dat dat op pagina 73 was.
   Misschien moet ik niet nog een keer zeggen dat er op pagina 73 een zin stond die ik tijdens het lezen zo geweldig vond dat ik er met potlood een rondje om heen trok.
   Hoewel het feitelijk geen rondje is. En ook geen cirkel natuurlijk.
   Was het Galileo die uit de hand een perfect ronde cirkel trok?
   Ik deed dat in ieder geval niet op bladzijde 73.
   Waarmee ik wil zeggen dat ik op pagina 73 wel met potlood een lijn rond een alinea trok, maar dat die lijn geen perfecte cirkel was. En dat nog steeds niet is, trouwens.
   Misschien moet ik het onderwerp maar laten varen.
   Trouwens, ik dacht alleen maar aan Galileo in verband met die cirkel.
   En ondertussen ben ik inmiddels ook nieuwsgierig geworden naar dat stukje tekst, waarvan ik niet meer weet waarom het omcirkeld is.
   Al moet ik die potloodlijn ontegenzeggelijk wel zelf getrokken hebben, want ik herinner me heel goed dat ik dit boek las.
   Oeps.
   Heb ik het met een potloodlijn omgetrokken stukje tekst nu al eens ingetikt? Of zal ik een foto maken en dat hier inplakken. Dan kan iedereen zien dat dit een feit is.
   Waarmee ik wil zeggen dat het het geval is dat ik dit boek gelezen heb.
   En het feitelijk zo is dat ik van het lezen van Wittgensteins minnares genoten heb.
   Al moet ik eigenlijk zeggen ik zeer genoten heb van de door de heren Bindervoet en Henkes geschreven vertaling van Wittgenstein's mistress dat geschreven is door David Markson. Of waren het nu Barber van der Pol en Anneke Brassinga die Wittgenstein's mistress zo goed vertaald hebben?
   Als ik het boek gelezen had.
   En als ik aantekeningen had gemaakt tijdens het lezen.
   Er heeft iemand deze aantekening gemaakt.

   NB. zie deze krabbelpagina voor meer aantekeningen 


View all my reviews

Apeirogon van Column McCann

McCann kiest een wiskundige figuur met oneindig veel zijden als metafoor (en titel) om zijn verhaal over het verlies van twee gezinnen, vertegenwoordigd door de vaders, mee te verbeelden. Beide gezinnen, een Palestijns, de ander Israëlisch, raakten een lid van de familie kwijt aan de gewelddaden van de andere partij. Bassam en Rami, de vaders, zijn de hoofdpersonen van het boek dat één dag uit het leven van beiden volgt. Het is een dag zoals zij er velen hebben: ze gaan op weg naar een plek waar ze hun verhaal gaan doen en keren daarna weer huiswaarts.

Ondertussen laat McCann door een schier oneindige hoeveelheid korte, nog kortere en iets langere fragmenten zien hoe ingewikkeld het leven in dat piepkleine, maar ozo ingewikkelde deel van de wereld is. Hij doet dat op velerlei wijze: door verhalen, referenties, quotes, spreekwoorden, opsomming van feiten, (vogel)soorten en nog veel meer schijnbaar los van elkaar staande teksten. Waar je als lezer eerst verbaasd bent van de onderwerpen die langskomen omdat ze geen relatie met het verhaal van de vaders lijken te hebben, besef je op den duur dat het juist het tegenovergestelde is. Er lijkt niets of niemand en geen enkele gebeurtenis in het heden of verleden te zijn dat niet op de een of ander manier verbonden is met dit verhaal!!

Dat werkt niet alleen op de manier zoals McCann dat ongetwijfeld bedacht heeft en je via allerlei draden van fragmenten leidt naar het centrum van het web waar de dood van twee meiden en dus het verdriet van de twee vaders samengebald ligt, maar het roept bij de lezer ook het een en ander op. McCann kan nooit bedacht hebben dat ik het verhaal van het ontstaan van Messiaen's Quatuor pour la fin du temps een paar jaar geleden las in Orfeo van Richard Powers en daar totaal stuk van was. De verwijzing naar Messiaen en het ontstaan van deze muziek, maar vooral de (rol van de) vogels.

Er moet ook nog iets gezegd worden over die andere opvallende interesse van Messiaen, de vogels. Messiaen hield van vogels en probeerde in zijn muziek hun zang te vangen. Dat ging hem heel aardig af. Het verhaal gaat dat iemand een depressieve vogel aan het zingen gekregen toen hij een bandje met Messiaens gekwinkeleer afspeelde. In het openingsdeel 'Liturgie de cristal' ontwaken de vogels, de nachtegaal en de merel, om precies te zijn. Ze doen ook mee in andere delen van het 'Quatuor'. Vogels symboliseren ons verlangen naar vrijheid, licht, sterren, regenbogen en vrolijke liederen, aldus Messiaen.
(bron: Messiaen - Quatuor pour la fin du temps, Trouw, 14 juli 2003)

Het is dat eerste deel, Liturgie de cristal dat ik direct hoor, en waardoor de tranen over mijn wangen rollen. Om de vogels, de muziek, de situatie waaronder de muziek gemaakt en voor het eerste vertolkt werd... alles. Door die tranen heen lees ik nu het stuk (283, p 364) over het project van Dalia: Catalogue d'Oiseaux (een pianosolo) van Messiaen 'versmelten' met haar eigen Westoevergeluiden, daar een elektronische versie van maken en dat uitwerken tot een acht uur durend stuk met als titel Migratie. Beide muziekstukken én gebeurtenissen (en boeken) zijn nu voor eeuwig aan elkaar geknoopt door mijn tranen.

Dat is wat dit boek zo uniek maakt. Letterlijk. Want iedere lezer neemt een eigen context mee, eigen haken waar de fragmenten aan opgehangen worden, die herinneringen oproepen, smaken, muziek, gevoelens, feiten, geuren en verhalen, enzovoorts. En iedere keer weer het besef dat we zoveel met elkaar gemeen hebben, dat er zoveel is waar we allemaal naar verlangen of willen vermijden en dat we moeten praten, met elkaar, om dát te blijven beseffen: het (geweld) houdt pas op als we met elkaar (blijven) praten.


View all my reviews

zaterdag 14 maart 2020

Wittgensteins minnares van David Markson

   In het begin maakte ik bij iedere intrigerende zin of aansprekende uitspraak of gruwelijke miskleun of grappige vertwijfeling een aantekening.
   Maar dat werden er teveel. Op het laatst hield ik op met het maken van aantekeningen.
   Ik weet niet meer precies waar ik opgehouden ben, maar het was over de helft, want op pagina 230 maakte ik ongeveer halverwege nog een aantekening. Twitter @saynotoducks schreef ik in de kantlijn bij Heel wat mensen keurden trouwens de naam van diezelfde kat af, Argus heette hij.
   Daar was natuurlijk een verklaring voor.
   Die verklaring was dat ik die opbouw van een zin veel op Twitter tegenkomt. Bij @saynotoducks bijvoorbeeld. Als grap.
   Eerder maakte ik al een aantekening op pagina 73. Hoewel het eigenlijk geen aantekening is, omdat het maken van aantekeningen uitsluitend het noteren van opmerkingen betreft.
   Hoe dan ook heb ik met potlood een zin omcirkeld op pagina 73.
   Ik geloof dat ik eerder al gezegd heb dat dat op pagina 73 was.
   Misschien moet ik niet nog een keer zeggen dat er op pagina 73 een zin stond die ik tijdens het lezen zo geweldig vond dat ik er met potlood een rondje om heen trok.
   Hoewel het feitelijk geen rondje is. En ook geen cirkel natuurlijk.
   Was het Galileo die uit de hand een perfect ronde cirkel trok?
   Ik deed dat in ieder geval niet op bladzijde 73.
   Waarmee ik wil zeggen dat ik op pagina 73 wel met potlood een lijn rond een alinea trok, maar dat die lijn geen perfecte cirkel was. En dat nog steeds niet is, trouwens.
   Misschien moet ik het onderwerp maar laten varen.
   Trouwens, ik dacht alleen maar aan Galileo in verband met die cirkel.
   En ondertussen ben ik inmiddels ook nieuwsgierig geworden naar dat stukje tekst, waarvan ik niet meer weet waarom het omcirkeld is.
   Al moet ik die potloodlijn ontegenzeggelijk wel zelf getrokken hebben, want ik herinner me heel goed dat ik dit boek las.
   Oeps.
   Heb ik het met een potloodlijn omgetrokken stukje tekst nu al eens ingetikt? Of zal ik een foto maken en dat hier inplakken. Dan kan iedereen zien dat dit een feit is.
   Waarmee ik wil zeggen dat het het geval is dat ik dit boek gelezen heb.
   En het feitelijk zo is dat ik van het lezen van Wittgensteins minnares genoten heb.
   Al moet ik eigenlijk zeggen ik zeer genoten heb van de door de heren Bindervoet en Henkes geschreven vertaling van Wittgenstein's mistress dat geschreven is door David Markson. Of waren het nu Barber van der Pol en Anneke Brassinga die Wittgenstein's mistress zo goed vertaald hebben?
   Als ik het boek gelezen had.
   En als ik aantekeningen had gemaakt tijdens het lezen.
   Er heeft iemand deze aantekening gemaakt.

   NB. zie deze krabbelpagina voor meer aantekeningen 


View all my reviews

zondag 16 februari 2020

Poezie Mauw #9: Ellen overpeinst

Poezie Mauw

Lees eens gauw
Hier staat een gedicht voor jou
Lees je mee?
Hupsakee!
Oh, wat heerlijk rijmen wee*


Tekst: Ellen

De laatste overpeinzing! Een beetje mosterd na de maaltijd, want de officiële poezieweek eindigde gisteren. Desalnietteplus laat Ellen nog van zich horen en, net als Nathalie, niet alleen schrijvend...

Annie (M.G. Schmidt) legt in Een dichter precies uit waarom ik regelmatig afhaak bij gedichten en omdat ik het niet beter kan uitleggen, stap ik daarom maar gewoon in de schoenen van Piet Pluimers (lees dus maar Pien Pluimers).
Neem Lucebert's Een liefde. Ik lees het. Ik lees het nog een keer. Ik probeer te
begrijpen wat er staat. Ik lees het gedicht weer, nu hardop.
op de drempel stond armenkruis je stem
en ik proef in huis je tranen in een vaas staan
Met die eerste zin kan ik wel wat... ik zie daar wel iemand staan, in de deuropening, de armen gekruist, boos, luide stem. Ik denk dat het een vroruw is. Die tweede zin snap ik ook wel. Een vaas vol tranen, dat zijn heel wat huilbuien. Dat je die dan proeft, is op de een of andere manier ook wel logisch, je ziet het niet, die tranen worden voor je verborgen gehouden, maar ze zijn er wel. Binnen, als niemand het kan zien, horen of... proeven.

Kortom, die eerste strofe (twee regels... dus het is een, jawel, daaristie weer, een distichon!) is wel duidelijk. De titel van dit gedicht lijkt net zoals in de film Marriage Story te beschrijven wat eraan vooraf ging en niet op wat er nu gebeurt.
De tweede strofe:
ik bleef en passant aan de andere kant van de straat
er groette mij een hand en ik las dat het te laat was
Wegblijven! Je bent niet meer welkom!! Dat is wat de ik te horen krijgt, van de vrouw in de deuropening. En het komt ook echt helemaal nooit meer goed.
De derde strofe bevat een terugblik:
vroeger vonden wij tegen het glas een vliegmachine
maar lachten bij elke barst achter onze zachte kieuwen
Vliegmachine?? Huh? Tegen het glas gevonden? Geen idee wat hier bedoeld wordt. En die tweede regel lijkt me te vertellen dat de ik en die ander, twee vissen zijn. Dat zou dan wel weer passen bij het glas... maar die vliegmachine, en die groetende hand van eerder, en die stem... Zucht, ik heb geen idee wat die herinneringen zijn of wat ze vertellen. Als het nou een droom, of dromen waren... maar nee, ik denk niet dat dat aan de orde is. Ik laat die derde strofe voor wat het is, en ga naar nummer vier.
nu glijden wij gescheiden door azië en europa
en je zwijgen is van porcelein en mijn hijgen een hamer
Zou die eerste regel betekenen dat ze in een vliegtuig zitten, of in een schip? Gescheiden door Azië en Europa...hmm, de een in Afrika en de ander in (toen nog) de Sovjet-Unie? Geen flauw idee. Maar die laatste regel vind ik prachtig... Zwijgen dat is als porcelein en hijgen dat is als een hamer. Klinkt lekker, loopt lekker, die ei-klanken, de alliteratie en krachtige, mooie metaforen.

Kortom, Een liefde, daar kan ik nog wel wat mee, ondanks dat er een strofe in zit waar ik niets van begrijp. Nee, dan hu we wie! De verwijzing naar Ferdinand Langen is snel genoeg gevonden, maar dan... Weet je, eerst maar eens hardop lezen en dan in stille verwondering naar de tekst staren. En staren. En staren.
Nee, hoewel ik het leuk vind om die gedichten voor te lezen, heb ik er weinig mee. Ik verlaat Lucebert daarom voor een dichter die beter bij mij past. Ik vertel niet waarom het mij aanspreekt, dat mogen jullie zelf concluderen/deduceren of gewoon voelen. Luistert, huivert en geniet van Ramsey Nasr, die het gedicht, hieronder, zelf voordraagt. Hij schreef het toen hij stadsdichter - nee, Ellen, nee, nee, nee, hij was geen stadsdichter van Rotterdam, hij was Dichter des vaderlands, onthoud dat nu toch eens -  was van de subliemste stad van de wereld (en dat kan dus niet, Ellen, want hij is geen stadsdichter van Rotterdam
geweest!!).

0.jpg

Mocht je mee willen lezen, dan zijn hier alle gedichten te vinden die Nasr schreef als dichter des vaderlands. Nummer 6, Mi have a dream, is het gedicht dat te horen is. En voor wie het levensgroot wil zien.. dat kan dus, want het is wel een door Rotterdam geïnspireerd gedicht (Nathalie :p)
En het verschil met hu we wie? Dat begreep ik niet, en mi have a dream wel...

*   Zeer oud-Nederlands woord voor wij

Geschreven voor Literatuur onder de Loep (Hebban) ihkv de Poëzieweek 2020)

Ode aan de verbeelding

Het argument dat een graphic novel ‘toch eigenlijk niets anders is dan een boek met plaatjes’, dat het het gebruik van je eigen fantasie in de weg zit omdat ‘dat allemaal al voor je ingevuld wordt’, kent vast iedere liefhebber van dit medium. Verbazingwekkender was de toevoeging die pas geleden op Twitter voorbijkwam, dat andere essentiële elementen zouden ontbreken omdat die niet in een plaatje gevangen kunnen worden.

Pak dan eens een goede graphic novel! De dolende god van Fabrizio Dori bijvoorbeeld. Dit boek heeft een dijk van een verhaal, waarin elementen van diverse mythen en sagen gebruikt worden om het verhaal van de arme, uit zijn eigen verhaal verbannen, Eustis te vertellen. De dolende god krijgt er extra dimensies bij juist door de wijze waarop Dori die werelden vorm heeft gegeven. Niet door ze voor je te verzinnen, maar door de wijze waarop ze getekend zijn. De stijl en al wat erin zo’n afbeelding te zien is, roepen allerlei associaties op die samenkomen in jouw hoofd en er dus jouw verhaal van maken. En dat van Eustis, natuurlijk.


Hoofdpersonage Eustis, bevriend met Dionysus, is na een wat ongelukkig verlopende ontmoeting met Artemis bij wijze van straf door haar verbannen naar een andere wereld. Hier hangt hij nu al eeuwen eenzaam en vol heimwee rond. Hij woont in een enorm zonnebloemenveld en gebruikt zijn waarzeggersgave om zijn leven wat te veraangenamen. Als je Eustis namelijk een goede fles Bordeaux of hasj aanbiedt, zal hij je in ruil daarvoor verhalen vertellen die:
‘zorgen doen verdwijnen [...]. Wat je maar wil! Ruzie, liefdesperikelen... van die dingen.’
Dan, op een treurige, regenachtige dag, helpt Eustis een dode de weg naar Hekate terug te vinden. Hekate bedankt hem voor zijn hulp door hem de kans te bieden de vloek van Artemis op te heffen. Daarvoor moet onze held natuurlijk wel op reis, vergezeld van zijn vriend de professor die zich de kans op een deze queeste niet laat ontnemen en van pure vreugde – en zeer bij de gelegenheid passend – de Odyssee begint te quoten. Zij ontmoeten even later een Griekse wannabe-held die zich, in de hoop op echt heldendom, bij hen aansluit. Het reisgezelschap is compleet en het avontuur barst los.

Een avontuur dat de drie door vele mythische werelden zal leiden. Herkenbare werelden en personages, en tegelijkertijd heel anders dan je verwacht. Dori zegt daar het volgende over in een interview:
‘Ik gebruik graag allerlei grafische en verhalende stijlen. Ik doe dit spontaan, met een zekere mate van onzorgvuldigheid. Voor dit boek werd ik geïnspireerd door Van Gogh tot Winsor McCay, van Homerus tot pop-art, van Hölderlin tot Hokusai [...] Ik gebruik onderwerpen, stijlen en thema's door elkaar heen, ik mix ze, herinterpreteer ze. Het is alsof je jazz speelt…’
Dat zorgt er natuurlijk voor dat je het niet bij één keer bladeren, kijken, lezen en interpreteren laat, hoe langzaam je ook gaat. Dit boek pak je nog een keer, en nog een keer... en telkens lees en zie je andere dingen en nieuwe verwijzingen: die centaur lijkt nota bene Freud wel! En die naargeestige wereld, waar ze nu doorheen trekken, doet erg denken aan het werk van Otto Dix, waardoor die naargeestigheid zich nóg dieper in je buik begraaft..

Dori is overigens ook flink scheutig met zijn humor en maakt je regelmatig aan het lachen om een misverstand, een uitspraak van Eustis, of de satirische wijze waarop (onder andere) Hades is weergegeven.


Met De dolende god heeft Dori een boeiend, beweeglijk en eigentijds verhaal afgeleverd, dat zich bevindt tussen een opnieuw verteld heldenepos en een moderne ‘coming of age’. Een verhaal dat bovendien keer op keer blijft boeien, omdat er altijd weer iets nieuws te ontdekken valt: in de tekst, in de beelden en in de opgeroepen werelden waar je samen met Eustis en zijn helpers in ronddwaalt. Heerlijk!

(Gelezen en gerecenseerd voor Hebban.nl)

zaterdag 15 februari 2020

Weg van Nynke Kuipers: Lezen, niet wegkijken!


De korte beschrijving van Weg van Nynke Kuipers zou het (verkeerde) beeld op kunnen roepen dat we te maken hebben met een wat zweverig tiepje als hoofdpersoon, dat zich een dertienjarige ik droomt die haar helpt om met gebeurtenissen uit haar verleden in het reine te komen. De volwassen Nyna en de puber Nyna gaan samen op onderzoek uit, en als ware detectives proberen ze hun eigen innerlijk leven te ontrafelen.
Nee, niet wegrennen vanwege dat ‘ontrafelen van hun innerlijke leven’. Dit is geen mystieke of filosofische zoektocht naar ‘het zelf’, maar een ogenschijnlijk simpel verhaal over omgaan met verschrikkelijke gebeurtenissen. Of eigenlijk, hoe er niet mee om te gaan.

Op de cover zijn de volwassen Nyna en haar dertienjarige versie afgebeeld. Rechts, gekleed in de zwarte driehoek met haar dat recht overeind staat, is de tiener. De volwassen Nyna ontmoet haar tiener-ik in een droom, levend in een hol onder een boom in de tuin van haar ouders. Die ontdekking blijft de volwassen Nyna na het ontwaken door het hoofd spoken. Ze besluit de tiener weer op te zoeken en te vragen wat ze wil. Dat blijkt niet veel te zijn: een schetsboek om haar eigen verhaal te kunnen vertellen. Ze kopen samen een nogal lelijk schetsboek en gaan aan de slag.

Ze spreken af het verhaal te beginnen met Nyna’s vriendin Lisa. Nyna vertelt hoe ze Lisa leert kennen, hoe hun beide gezinnen met elkaar bevriend raken. Én hoe deze reageren op de zelfmoord van Lisa. Nyna vindt bij niemand troost of hulp en trekt zich daarom terug. In zichzelf, in drugsgebruik en in drank. Ze raakt, kortom, het spoor bijster.

Het tweede, korte deel speelt zich in het nu af: Nyna bezoekt een reünie van de middelbare school en ontmoet daar twee vriendinnen uit die tijd: Anja en Suze. Natuurlijk wordt er over de zelfmoord gesproken, en wat daarna gebeurde. Dan wordt duidelijk dat Nyna een tijdlang spoorloos is geweest. Een week om precies te zijn, en niemand weet wat er in die week gebeurd is.
Er werd ons opgedragen er niet over te praten.
(...)
We mochten niks vragen
(...)
Niks zeggen...
En dan, in het derde deel ‘De tocht’, laat de dertienjarige aan Nyna zien wat er in die week gebeurde. De beide Nyna’s reizen de dertienjarige achterna en maken zo opnieuw mee wat zij meemaakte.

Ondanks de zwaarte van het onderwerp is Weg geen naargeestig verhaal. Dat komt mede door de tekeningen, die grappig eenvoudig en soms ronduit onbeholpen lijken, maar ook allerlei kleine knipoogjes bevatten.
Wek%2BKuipers%2B02.png Als de volwassen Nyna met haar broers belt om informatie te achterhalen, zijn beiden op hun werk. De een heeft een decorbouwbedrijf en de ander is chirurg. Kuipers tekent hen beide met een zaag in hun hand, onder het toeziend oog van een rood lichtje. Zo verschillend en toch zo gelijk...

Kuipers weet ook op een subtiele manier – al vanaf de eerste tekening – duidelijk te maken dat er iets met Lisa aan de hand is. Zo subtiel dat je het al hebt opgepikt, ver voordat de tekst er ook maar een woord aan heeft gewijd.

‘Ik hoopte alleen maar dat ik ooit op een dag ­iemand zou ontmoeten die het begreep,’ zegt de jonge Nyna aan het eind, als ze weer terug is bij haar ouders. Die iemand heeft ze (uiteindelijk) gevonden in haar oudere zelf. Ze laat ons meeluisteren en -kijken, en daardoor beseffen hoe verstikkend trauma’s zijn als er niets anders mee gedaan wordt dan oppotten en zwijgen. Zo helpt Nyna niet alleen Nyna, maar iedereen die niet (meer) wil wegkijken.

Gelezen en gerecenseerd voor Hebban.nl

Toflof van Derek Otte: Weerstand is fjutaail

Rotterdams, rauw en recht voor zijn raap, lief, klein, grappig, peinzend, fluisterend, wanhopig, hardop, boos, verliefd, filosofisch, cynisch, lachend, vol van heimwee, teder, variërend van een aai over je bol tot een knal op je kanis. Al het voorgaande, en meer sensaties zijn te vinden in Toflof van Derek Otte.
Otte leeft van en voor taal, nee, ís taal: "In 2010 begon de ex-stotteraar na twee mislukte studies met het voordragen van teksten die hij jarenlang voor zich had gehouden" meldt hij op zijn website, waarna een lange lijst van activiteiten volgt waaruit overduidelijk blijkt dat hij zijn teksten niet meer voor zich(zelf) houdt. Hij is onder meer huisdichter van het radioprogramma CritiX (op FunX), in 2017 en 2018 stadsdichter van Rotterdam en presenteert en organiseert (tot mei 2019) het theaterprogramma Paginagroots in de Rotterdamse Schouwburg. Paginagroots, voor wie het niet kent, is het "Rotterdamse podium voor jong taalent (geen spelfout). Voordrachten, zang, rap en spoken word: door iedereen, voor iedereen. Van humor tot hiphop, van poëzie tot proza."

KENNIS IS MACHT
Nieuwsgierigheid machtiger
LESGEVEN LEUK JOH
"Ik ga niet met jou in debat."
"Meneer Otte, het is 'het' bad, hè."
010
Thuis is waar het hard is.
Daarnaast onderwijst Otte het door hem zelf opgezette keuzevak Spoken Word aan de Hogeschool Rotterdam, en is hij ambassadeur van stichting Lezen en Schrijven en het Familiehuis Daniël den Hoed.Hij is te zien en te horen op YouTube in onder andere de eerste aflevering van Spoken word sessies van NPO 3 Extra en in een aflevering van Tims^Tent.
DANKWOORD
Men denkt weleens dat ik uit een passie voor letters ben gaan schrijven. Verbijsterende misvatting natuurlijk. Taal was een obsessie. Wie stottert, gaat andere routes voor zinnen bedenken. Kortere paden of juist omwegen, om onneembare vestingen te ontwijken. Zeggen wat je zeggen wil, zonder het te hoeven zeggen. Woordenboeken werden stratenboeken. Op papier kon alles. Zonder zelfcensuur, zonder na te denken. Zonder af te gaan als een gieter bij alleen al het noemen van m’n eigen voornaam. Meer weggetjes, steeds sneller, tot ik de looplijnen op m’n duimpje kende. Wijken als m'n broekzak, tot ik stedenbouwkundige was. “Schrijven moet wel want spreken gaat niet”, zei ik altijd. Tot een interviewer me na die opmerking ooit teruggaf:
"Of moest jij niet kunnen spreken zodat je zou gaan schrijven?"
Otte debuteerde in 2015 met de dichtbundel Regelgeving en in 2017 verscheen Toflof, waarvan de kwaliteit van de uitvoering die van de teksten binnenin bijna evenaart. Prachtige illustraties verspreidt over twee pagina's in rood, wit en zwart, lekker dik papier en met een dikke rode draad gebonden in een stevige, eveneens rode kaft. De dichtbundel is uitgegeven door Rorschach, een uitgeverij die Otte samen met Manu van Kersbergen oprichtte om "mooie boeken [te] maken en een platform [te] bieden aan jong en controversieel talent".
De variatie van onderwerpen en binnenin is enorm. Van kwinkslagende oneliners tot vloekende prozagedichten en van vier regels twijfel tot pagina's vol kleine en grote gedichten vol liefde, verwondering, verdriet en boosheid.
UITEN UITGESLOTEN
Pijn maar zwijgen
stilte ondanks ogen nat
emotieloos
want 'echte mannen' pogen dat
woordloos wezen
laten praten, we haten dat
sterk doen, sterk zijn
daartussenin een gapend gat
Die verscheidenheid aan onderwerpen en emoties zorgt ervoor dat de bundel geen thema lijkt te hebben: het ene moment zit je op school, vervolgens leer je relativeren om via een zieke vriend bij arbeidsethos en road rage uit te komen. Rommelig? Ja, misschien, maar vooral verrassend, omdat je nooit weet wat je krijgt voorgeschoteld op de volgende pagina.
Let wel op: elk gedicht nodigt je uit om het hardop voor te lezen waarbij je - ineens en op onverklaarbare wijze - over een natte 't' en Rotterdamse dictie blijkt te beschikken. Daaraan weerstand bieden is fjutaail, maar zou, afhankelijk van het gedicht, waar en met wie je bent, voor genante momenten kunnen zorgen...

woensdag 5 februari 2020

Het konijn van Sasha Jovanovich

Een korte samenvatting van Het konijn, zelfs al van het begin van het verhaal, is vrijwel onmogelijk. Daarvoor is het te ingewikkeld. Dit is een boek dat zich niet na één keer lezen gewonnen geeft en al tijdens het lezen eist dat je regelmatig terugbladert om een lijn in het vertelde te vinden. Zelfs de wereld waarin het zich afspeelt is niet zomaar te omschrijven, hoewel dat in eerste instantie wel zo lijkt. Het konijn is – op het oog – gesitueerd in een wereld waar het water iedereen tot de lippen staat. Het is zo hoog gestegen dat de hoofdstad is losgemaakt van de rest van Nederland, op een vlot is geplaatst en inmiddels de wereldzee bevaart.

Maar zo simpel is het niet, want er is ook iets The Matrix-achtigs aan de hand: de wereld (b)lijkt een replica te zijn. Het kwaad lijkt sprekend op de hond die ontsnapte in The Hound of the Baskervilles hoewel Cujo van Stephen King ook een prima kandidaat is), terwijl de commandant van de Aarde het neefje van Iorek Byrnison uit The Golden Compass zou kunnen zijn. En dan is er nog het konijn zelf: een achttiende-eeuwse seriemoordenaar die al reïncarnerend uiteindelijk in het nu, in een jonge vrouw, terecht is gekomen.

Het is duidelijk dat het hier om een sciencefictionverhaal gaat, met kenmerken van horror. Of andersom. Minder duidelijk is wie wat waarom doet (of van plan is te doen). In een interview bij Nooit meer slapen vertelt Sasha Jovanich dat hij van plan is om in iedere kunstvorm één werk te maken, onder meer omdat hij van mening is dat kunst kunstmatig is opgedeeld in vakjes terwijl het eigenlijk maar één ding is:

Het%2Bkonijn%2Bjovanovich.jpg‘Het lijkt alsof opera anders is dan schilderen, maar het is niet zo [...] het is precies hetzelfde proces, je krijgt een idee en je gaat het realiseren of je nou twintig man nodig hebt of je doet het alleen, het is precies hetzelfde [...] voor mij is kunst de enige zinvolle activiteit van de mensheid, dat is onze oorspronkelijke staat van wezen...’

Behalve dat timmermensen, boeren, loodgieters, automonteurs en vele andere vaklieden zich over het laatste deel van deze quote zullen verbazen, vergeet Jovanovich te benadrukken dat (naast inspiratie en creativiteit) techniek, vaardigheid en zweetdruppels minsten zo belangrijk zijn bij het creëren van kunst. Het maken van een graphic novel veronderstelt niet alleen dat je geweldig kunt tekenen, maar ook dat je een verhaal goed kunt vertellen. Dat laatste is lang zo makkelijk niet als het lijkt. Zo is Het konijn betoverend mooi getekend. De variatie aan beelden is overdonderend, maar het bevat teveel ideeën en daardoor teveel plots en plotjes. Er zijn zoveel verhaallijnen dat je niet alleen bij de eerste lezing verdwaalt, maar ook bij de tweede of derde keer.

In het eerder genoemde interview vertelt Jovanovich tevens dat hij bezig was aan dit verhaal toen The Matrix uitkwam. Hij besloot te stoppen, omdat hij meende precies hetzelfde verhaal te vertellen. Zijn broer haalde hem echter over om Het konijn weer op te pakken en uit te werken, omdat het volgens hem toch totaal anders is. Zijn broer had (en heeft) gelijk Het konijn is niet te vergelijken met The Matrix.

Verwacht te verdwalen in de beelden, onderga het geweld, de horror, de duisternis, de kleuren en de ongebreidelde verbeelding van de maker, maar zoek geen stevig, duidelijk verhaal met een herkenbare plot. Wie dat laatste zoekt, zal teleurgesteld raken.

Gelezen en gerecenseerd voor Hebban.nl

maandag 20 januari 2020

Poezie Mauw #1: Aankondiging Poëzieweek

Poezie Mauw

Lees eens gauw
Hier staat een gedicht voor jou
Lees je mee?
Hupsakee!
Oh, wat heerlijk rijmen wee*


Tekst: Ellen

Van 30 januari tot en met 5 februari is het weer tijd voor de Poëzieweek. Hier kun je alle informatie vinden over de activiteiten, evenementen, deelnemers en prijzen. Wij doen ook mee aan deze week, maar lekker eigenwijs op onze eigen wijs: elke dag een stukkie, elke dag anders. Kort, lang, serieus,  lollig, ontroerend, bekend en bemind of (nog) onbemind vanwege onbekend, met en zonder metaforen, quotes en aanhalingstekens. 

In aflevering 17 van de  NPO Radio 1 Boekenpodcast zijn Gijs Groenteman (Kunststof - NTR) en Wim Berkelaar (OVT - VPRO) met elkaar in gesprek over twee van hun favoriete boeken. Berkelaar begint (over De vergeten gesprekken met Hitler, van Eric Branca), daarna (vanaf 07:56) komt Groenteman aan de beurt en vertelt over De grom uit de hond halen van Iduna Paalman. Eerst legt hij uit waarom hij zelden of nooit gedichten leest  en vervolgens waarom hij deze gedichten wél geweldig vindt. De redenen dat hij niet graag gedichten leest, worden vaker aangedragen en zullen jullie dus niet onbekend in de oren klinken.

Poëzie, gedichten, dichtbundels schrikken velen af... en terecht. Soms. Maar soms ook niet. Herman Finkers vertelt hoe simpel dichten is in zijn Poëziecursus (opgenomen in onder andere Poëzie zo moeilijk nie) waaruit onderstaande quote afkomstig is:
Naast rijm is nog van belang het metrum. Metrum heeft te maken met waar je
de
klemtonen legt in een gedicht. Ik hoorde laatst op de radio in de
Ster-reclame
de volgende zin:

'Ik ben Karin en ik heb een druk gezin'
Dat is van een heel laag niveau, Karin-gezin. Dat metrum klopt niet. Het is
van
Een veel hoger niveau om te zeggen:

'Ik ben Karin en hij moet daarin'.
Wellicht dat u zegt: "Karin - daarin, dat vind ik een beetje flauw". Maar
dan
heeft u het niet over het metrum. Want dat is ijzersterk. Dan heeft u het
over
wat anders.
Wat overigens ook wel van belang kan zijn in een gedicht.
Geen idee over welke reclame het gaat (wasmiddelen?), maar het doet mij denken aan dit liedje van Brigitte Kaandorp. Wisten jullie trouwens dat Willem Elsschot, Kees van Kooten, Heere Heeresma en Kees van Kooten ooit in de reclame werkten? In Middenstand gijzelt poëzie voor bitterbal en haring, een Volkskrantartikel uit 2006, staan ze gebroederlijk naast elkaar genoemd, en is een reclameslogan van onder andere Elsschot terug te vinden. In Lees!, samengesteld door Ahmed Aboutaleb (poëzieliefhebber en burgemeester van Rotterdam), is onderstaande distichon** te vinden in Ars Poëtica van de Chileense dichter Vicente Huidobro:
Maak nieuwe werelden, let op je woord;
Een adjectief dat geen nieuw leven baart, pleegt moord.
Dat is precies waar het om gaat. Niks niet ingewikkeld, niks niet 'alleen voor kenners' (en hoe zijn dat dan kenners geworden? Nou?). Kenner, liefhebber, genieter word je vanzelf... door het te doen, en in dit geval is 'het' het lezen van gedichten. Niet elke dag, en al helemaal niet omdat het zou moeten. Welnee! Maar hoe kom je erachter dat een dadel met vijgenchutney, geitenkaas en een zoute pecannoot lekker is? Doordat iemand dat verzint, het je aanbiedt en jij het proeft. Olijven moet je leren lezen schreef Ellen Deckwitz al eens, en dat klopt. Zij las ooit Ik wou dat ik twee hondjes was ' bijeengebracht en ingeleid' door Victor van de Reijt en werd voor het leven besmet met het plezier dat die dichters daarin tentoonspreiden. Neem nu Coos Neetebeem (*grijns*):
Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Alleen in Drenthe kijken ze wel uit
Heerlijk toch? Die Drentse argwaan gevat gevat in - wederom - een distichon, waarvan de eerste regel gejat (en inmiddels een supercliché) is van het beroemde gedicht ... (je weet het wel, wedden?) Naast Neetebeem staan er gedichten in van vele andere bekende en minder bekende (nonsens)dichters. Levi Weemoedt, bijvoorbeeld, wiens bloemlezing (samengesteld door Özcan AkyolPessimisme kun je leren het afgelopen jaar genomineerd werd voor de NS Publieksprijs. Als eerste (en dus enige) dichtbundel ooit. In Ik wou dat ik twee hondjes was is onder andere deze streekroman van zijn hand te vinden:

ALS EEN TANG OP EEN VARKEN
(streekroman)
Toen zij na vijftig jaar, door Toevals grillige
                                                         leiding,
zijn stulp weer intrad, aanschoof in het licht
en vroeg of hij nog nieuws had sinds hun
                                                      scheiding,
dacht hij lang na en sprak: ‘De zéug het weer 
                                                          ebigd...’
Zo duidelijk en/of grappig als bovenstaande voorbeelden zijn lang niet alle gedichten. Soms zijn ze zo hermetisch, dat er bij het overgrote merendeel van de lezers slechts een enorm geel vraagteken boven het hoofd groeit tijdens het lezen. Iedereen kent wel zo'n voorbeeld (er is ruimte genoeg onder dit artikel om een voorbeeld achter te laten...) en herkent - wellicht - het gevoel dat je bekruipt als een ander je dan haarfijn weet uit te leggen wat de dichter je trachtte duidelijk te maken. Laat je echter niet van de wijs brengen, die kenner kan het best helemaal mis hebben. Zoals in het geval van Arjan Peters, die in zijn recensie van begin januari in de Volkskrant een gedicht van Co Woudsma anders begreep dan Woudsma bedoelde. Die laatste legt dat vervolgens in een reactie op Tzum, voor alle zekerheid, nog even uit. Of beide heren ooit nog vrienden worden, is nog onduidelijk. Maar mocht het nodig zijn, dan sturen we de Troostvogel van Drs. P. toch bij beide heren langs? Komt het vast weer goed!


*   Zeer oud-Nederlands woord voor wij
** Strofe, die uit twee regels bestaat (zie nu Ellen voor je, springend en juichend, omdat ze het voor elkaar heeft gekregen om tersluiks/slinks een poëzieterm te laten vallen, die ze natuurlijk net heeft opgezocht, want wie kent die dingen nou uit het hoofd?)

Geschreven voor Literatuur onder de Loep (Hebban) ihkv de Poëzieweek 2020)

Uit het Handig Literatuurboek #4: Gekken

Het is de eerste aflevering van het jaar, en de eerste van dit decennium* van de serie 'Uit het Handig literatuurboek'. De serie dankt de naam aan het prachtige boek van Willem Wilmink en neemt de onderwerpen die daarin langskomen als uitgangspunt voor een artikel op. Het onderwerp is deze keer Gekken.

Tekst: Ellen

Samen met Herman en Hetty Finkers en zijn vrouw Wobke maakte Willem Wilmink een 'kathedralenreis' mede naar aanleiding van het proefschrift van H.H. Beek Waanzin in de middeleeeuwen (wat Wilmink niet vermeldt, is het trieste feit dat de auteur overleed vóór de promotie van zijn proefschrift, zie hier). De reis is belangrijk voor Wilmink, zoals blijkt uit Zelfportret in brieven:
In 1995 had hij al een kathedralentocht door Noord-Frankrijk gemaakt met Herman en Hetty Finkers. In de Mariakapel van Larchant werd hij hevig geraakt door dertiende-eeuwse borstbeelden van depressieve mensen: ‘En dat alles uit steen gehouwen met zoveel begrip en zoveel deernis, dat er voor mij niets mooiers bestaat dan dat kerkje.’
Via Reims, 'kinderen en gekken vertellen de waarheid' en een prachtig gedicht van Charles d'Orléans waarin hij over zijn depressies verhaalt, landt Wilmink bij VandersteenSuske en Wiske en meer speciaal bij het achtenzestigste stripverhaal: De Dulle Griet**Professor Barabas, de ietwat chaotische wetenschapper, wil via de 'teletransfor' Dulle Griet uit het schilderij van Pieter Bruegel tot leven wekken, om van haar te weten te komen waarom mensen oorlog voeren. Willem Wilmink kijkt naar hetzelfde schilderij en ziet iets anders. Hij ziet 'de waanvoorstelling van die vrouw, die er ook in haar manier van lopen blijk van geeft bezeten te zijn [?]' en veronderstelt dat Bruegel een 'geesteszieke afbeeldt, verdwaald in haar gruwelijke gedachtenwereld'.


Op Historiën.nl is een artikel te vinden over de verschillende interpretaties van dit schilderij en dan met name van Dulle Griet zelf. Margaretha van Altea, beschrijft haar afbeelding als volgt:
Op de voorgrond staat een vrouw op een brug. Zij is meer dan levensgroot gezien de verhouding met de gebouwen, bomen en andere figuren om haar heen. Zij wendt zich van de hel af die zich op de achtergrond bevindt. In haar rechterhand draagt zij een lang zwaard, in de linker een zak, een ketel en een mand waaruit allerlei voorwerpen puilen. Op haar hoofd draagt zij een helm en zij heeft een borstkuras. Griet heeft een woeste blik in de ogen, haar mond is geopend en haar neus opvallend rood. Aan haar voeten zitten enkele composietmonstertjes met ronde lichamen bij een open ei.
Van Altea komt tot de conclusie uiteindelijk, dat 'Dulle Griet veeleer een figuur uit de volkstraditie is die hier gebruikt wordt om op komische wijze de vrouw, maar ook de man, weer te geven.' Dat is weer een andere blik en ik laat het aan jullie om je eigen mening daarover te vormen.

Dulle Griet komt niet alleen op dit schilderij van Bruegel en in de strip van Vandersteen voor, Geert De Kockere schreef een prentenboek over haar, dat Carll Cneut illustreerde. De Kockere is er, net als professor Barabas, van overtuigd dat we met een echt moordwijf te maken hebben, die voor de duvel niet bang blijkt volgens de beschrijving van het boek: 'Dulle Griet deed alles wat niet mocht. Ze vloekte en tierde, stampte en klopte, plunderde en moordde. Niemand wilde met haar trouwen. Op een dag vertrok Dulle Griet naar de hel. Ze wilde de duivel ten huwelijk vragen.' Wie het boek wil inkijken, kan hier terecht.

Riana Scheepers, een Zuid-Afrikaanse schrijfster, is ook bekend met Dulle Griet. Onder die titel heeft zij een (naar het Nederlands vertaalde) verhalenbundel geschreven die in 1995 verscheen. Vrouwen, sterke vrouwen, van welke kleur of komaf dan ook, komen veelvuldig voor in haar verhalen. Zij was eind vorig jaar nog in Nederland ter gelegenheid van de week van de door Writers Unlimited (voor de vierde keer) georganiseerde Week van de Afrikaanse roman.  In de Centrale Bibliotheek in Den Haag voerde zij, samen met zes andere auteurs en muzikanten uit Zuid-Afrika een gesprek onder leiding van Abdelkader Benali. Het bijna twee uur durende gesprek kun je hier (terug)zien.

Terug naar Wilmink die geen sterke, oorlogvoerende vrouw ziet, maar een bezetene, een gekkin. Dat is precies wat de Engelstalige titel van het schilderij 'vertelt', want behalve Dull Gret wordt daar (vaker) Mad Meg als titel gebruikt. En dat is dan weer de bijnaam van Margaret Cavendish, Duchess of Newcastle-upon-Tyne, die alles en iedereen schokte door gedichten te publiceren onder haar eigen naam! Jawel, het lef! Deze Mad Meg leefde wat later, in de zeventiende eeuw om preciezer te zijn en was van adel. Veel overeenkomsten in levensomstandigheden heeft ze dus niet met Bruegels heldin, maar interessant/getikt is ze wel. Virginia Woolf omschrijft haar bijvoorbeeld als 'a giant cucumber… noble and Quixotic and high-spirited, as well as crack-brained and bird-witted', terwijl Samuel Pepys haar 'mad, conceited and ridiculous' noemde.


Het Belgische Canvas wijdt hier een (mini)aflevering in de serie Hersenspinsters aan haar. En terecht, want deze dame was dichter, filosoof, schrijver van romances in proza, essayist en toneelschrijver. Zij schreef onder andere één van de eerste sciencefictionboeken ter wereld: The Description of a New World, Called the Blazing-World. Zij creëert daarin een wereld die er bijna net zo eigenaardig, hoewel niet net zo dreigend uitziet als die van Bruegel en bovendien als voorbeeld lijkt te hebben gediend voor De Kockere's prentenboek. Cavendish wist van wanten, maar bleef daarbij uiterst bescheiden zoals uit de subtitel van het boek blijkt: By the Thrice Noble, Illustrious, and Excellent PRINCESS, THE Duchess of Newcastle. Een tikje getikt misschien, maar haar De stralende wereld is in 2020 - in het Nederlands - nog volop te verkrijgen en dat is lang NIET gek!


 *     Hoewel er mensen zijn die van mening zijn dat het decennium pas volgend jaar begint, zijn nu toch echt aan de jaren twintg begonnen (>‿♥)
 **   Voor wie het vergeten was, net nieuw is of het nog een keer wil lezen, we hebben het al eens over Dulle Griet gehad, zie daarvoor Lees dit lied! Op een boerenbruiloft met Suske en Wiske.

Uit het Handig Literatuurboek #3: Het proletariaat

Het is de laatste aflevering van het jaar, de laatste van het decennium van de serie 'Uit het Handig literatuurboek'. De serie dankt de naam aan het prachtige boek van Willem Wilmink en neemt de onderwerpen die daarin langskomen als uitgangspunt voor een artikel op onze spot. Het onderwerp is deze keer Het proletariaat.

Tekst: Ellen

Wilmink besteedt in zijn boek relatief veel aandacht aan poëzie, zo ook in dit geval. We zijn nog steeds in de  middeleeuwen, dus Marx (en Engels) zijn nog niet aan het woord, maar dat belemmerde Eduard de Dene niet om een gedicht te maken dat als titel Daer en es gheen bermherticheyt upder eerden kreeg en begint met:
Wat zal tschamel ghemeente varynck ghaen maecken?
Tes al diere, dat men te montwaerts steict.
Doet dit behoorlick provisie niet staecken,
Veel zalder ghaen slaepen met verhongherde caecken
De gewone man, wat moet hij ervan maken?
Alles is duur wat je de mond in steekt.
Als we nog meer achterop gaan raken, 
zullen velen gaan slapen met honger op de kaken
Het gedicht eindigt als volgt:
Ingheboren hulpe es ghereyst zynder veerden.
De groote buersen hebben nu dueverhandt.
Daer en es gheen bermherticheyt upder eerden. 
Waar men vroeger iets voor een ander bewaarde,
heeft het grote geld nu de overhand;
er bestaat geen barmhartigheid op de aarde.
Gelukkig zijn er tegenwoordig koopkrachtplaatjes, waarmee gezorgd kan worden dat wat er beschikbaar is, beter verdeeld wordt. Hoewel Charles Ducal, in 2014 Dichter des Vaderland in België, daar - laten we zeggen - genuanceerd tegenover staat, zoals blijkt uit zijn gedicht Koopkracht in De Morgen. Het gedicht werd gepubliceerd op de Werelddag tegen de Armoede (17 oktober).
Na zijn dood werd God vloeibaar
goud. In die vorm kwam hij overal,
op alle plaatsen, die hij overspoelde
tot men geen andere god nog aanbad.

Heter dan kokende as, kouder dan ijs
drong hij binnen door ogen en oren
en dwong alle handen naar zijn gebod:
wie een leven wil moet het zien te kopen.

Wie het kan wordt vloeibaar als God zelf,
wast aan en giet zich uit over de wereld,
duizenden goden, allen de enige.

Wie het niet kan wordt onbestaand,
een roeier zonder spanen,
een zwemmer in het moeras,
een drenkeling buiten adem,
een wesp in een limonadeglas.
Prachtig hè? Op zoek naar andere voorbeelden bladerde ik weer eens door Domweg gelukkig, in de Dapperstraat van C.J. Aarts en M.C. van Etten en stuitte op onder staand gedicht (toegeschreven aan Adriaan Valerius) en begon spontaan te zingen (zingen jullie mee?):
Merck toch hoe sterck nu in 't werck sich al steld,
Die 't allen tijd' so ons vrijheit heeft bestreden.
Siet hoe hij slaeft, graeft en draeft met geweld,
Om onse goet en ons bloet en onse steden.
Hoort de Spaensche trommels slaen!
Hoort Maraens trompetten!
Siet hoe hij komt trecken aen,
Bergen te bezetten.
Berg op Zoom hout u vroom,
Stut de Spaensche scharen;
Laet 's Lands boom end' sijn stroom
Trouwlijck doen bewaren!
Voor wie dit niet spontaan meezingt, ziet en hoort het hieronder aan!

0.jpg

Nee, dit is niet ineens stiekempjes een aflevering van Lees dit lied geworden en nee, het is niet aan de heer Lodewick te danken dat ik het lied ken, maar wel aan de juffen en meesters van de lagere school (basisschool bestond nog niet). Ter gelegenheid van - volgens mij - onder andere Koninginnedag, zongen we dit (en andere liedjes, waaronder het Wilhelmus natuurlijk). Maar er komen ook andere wijsjes naar boven, zoals De wielewaal, Wilt heden nu treden, en Een karretje op de zandweg reed en dan blijkt na enig googlewerk dat ik - zeer waarschijnlijk - veel liedjes heb geleerd uit Nederlands Volkslied of Kun je nog zingen, zing dan mee. Dat ik daar nu pas, na al die jaren, achter kom....

Helemaal afgedwaald! Dus snel terug naar het proletariaat, waarbij ik toch vooral moet denken aan opgroeien in omstandigheden die iemand weinig mogelijkheden geven om haar of zijn talenten te ontplooien. Zelden heb ik dat verschil tussen opgroeien in (tamelijke) armoede en opgroeien in niet-armoede beter verbeeld zien worden dan in On a plate van Toby Morris. Dat zet een mens aan het denken, nietwaar? Zo zijn er talloze, vele en talrijke verhalen, al dan niet op rijm, al dan niet verzonnen, al dan niet getekend, beschikbaar die ons helpen in te leven in omstandigheden, die - gelukkig - voor het overgrote merendeel van ons, normaal gesproken niet aan de orde zijn. Hoewel het in Nederland en België voor vele gezinnen net zomin makkelijk is om het hoofd boven water te houden, en dat hier en nu ongelooflijk moeilijk is en steeds moeilijker lijkt te worden om dat te veranderen. Zo schreef Anne Vegter, toen zij Dichter des Vaderlands was in 2016:
Mijn armoede
Ik wachtte in mijn laatste jurk op het schoolplein.
Een moeder vroeg hoe ik het maakte.
En er was oploskoffie.
Ik werd onzeker, koos geen antwoord
uit angst voor mijn antwoord.
Er is een verband tussen geheugen en openstaande rekeningen.
Mijn zoon was al uit, naar bleek.
Hij had zijn schoenen geruild voor nieuwe spelletjes,
het waren merkschoenen. De opvang was dicht.
Ineens een glimp van God.
Thuis dronk ik online de nacht leeg
in het oneven licht van mijn geleende koelkast.
Weer die wanhoop. Waar moest ik mijn beslissing van betalen?
bron: Dichter des Vaderlands website
Ik weet niet hoe het jullie verging bij het lezen van bovenstaand gedicht, maar bij mij brandde vooral die zin 'Er is een verband tussen geheugen en openstaande rekeningen' er nogal heftig in. Een andere in mijn geheugen gebrande term kwam ik jaren geleden tegen in een artikel in The Guardian van Linda Tirano: Poverty thoughts, noemde zij het. Een voorbeeld:
I smoke. It’s expensive. It’s also the best option. You see, I am always, always exhausted. It’s a stimulant. When I am too tired to walk one more step, I can smoke and go for another hour. When I am enraged and beaten down and incapable of accomplishing one more thing, I can smoke and I feel a little better, just for a minute. It is the only relaxation I am allowed. It is not a good decision, but it is the only one that I have access to. It is the only thing I have found that keeps me from collapsing or exploding.
Het proletariaat. Waar zo'n paragraaf met aan het eind zo'n middeleeuws gedicht allemaal al niet toe kan leiden... Laten we zorgen dat er wel barmhartigheid bestaat op de wereld. En, niet onbelangrijk, weet dat we sinds de middeleeuwen enorme vooruitgang hebben geboekt. Over de hele wereld. Luister en kijk maar naar, de helaas inmiddels overleden, Hans Rosling! En voor wie 'graag' nog wat wil lezen over (het opgroeien in) armoede, kijk naar rechts en zie een lijst met wat suggesties. Die, ik weet het zeker, door jullie zonder enige moeite kan en zal worden aangevuld. Wedden?

Ter afsluiting nog een laatste gedicht dat prima bij dit onderwerp past, omdat het proletariaat dikwijls te kampen heeft met niet al te fraaie woonomstandigheden:

SCHEEF
Een tor bewoonde al een poosje
het hulsje van een lucifersdoosje.
Totdat een koe een poot verzette
en zo de torrenwoning plette.
Het hele huisje uit het lood.
De kleine tor, nog net niet dood,
bewoont nu ietwat uit zijn hum
een parallellepipedum.

Bron: Wis- en natuurlyriek (uitgebreide editie). Met chemisch supplement en verse verzen van K. achtste druk 2018 van Drs. P en Marjolein Kool


ps. waar denken jullie nu aan bij het woord scheefwonen ;)?

vrijdag 10 januari 2020

Joost Swarte overal (Kunsthal Rotterdam 2019-2020)

Joost Swarte is een Nederlandse grafisch ontwerper, illustrator en architect. Niet alleen bekend in Nederland, maar ook ver daarbuiten. 

Tekst: Ellen
Banner: Anne Oerlemans



Het zijn niet zozeer zijn strips die hem die internationale bekendheid hebben opgeleverd, hoewel de wat ouderen onder ons zich wellicht Jopo de Pojo herinneren (en dan bedoel ik de strip, niet de pas verhuisde stripwinkel in Haarlem). En anders Anton Makassar, Katoen en Pinbal, De Blauwe Berbers, Caesar Soda, Toon en Toos, Brodeloos en/of Ben Cine? Nee, Swarte heeft zijn internationale bekendheid vooral te danken aan zijn werk als illustrator en architect. En hij is, zoals Joost Pollmann het omschrijft in zijn De stripprofessor, de geestelijk vader van de klare lijn:
In februari 1977 organiseerde de Rotterdamse Kunststichting de tentoonstelling Kuifje in Rotterdam, en bij die gelegenheid verschenen vier ‘schriften’ met omslagtekeningen van Joost Swarte. Het vierde cahier heette De Klare Lijn en op het omslag zien we professor Kuifje lesgeven aan enkele bekende tekenaars, onder wie Swarte zelf (toen nog met snor). De aanwijsstok van Kuifje gaat naar een schoolbord waarop een kaarsrechte lijn is getrokken van punt A naar punt B, met daarnaast een cirkelvormige inzet waarin een inktpot en een kroontjespen zijn getekend. Voilà, dit is het geboortekaartje van de term klare lijn, die in het Frans la ligne claire is gedoopt en in het Engels the clear line.
Joost Swarte werd geboren in 1947 in Heemstede en studeerde industrieel ontwerp aan de Academie voor Design in Eindhoven. Hoewel hij in de jaren zeventig bovengenoemde en andere strips maakte, en zijn strips in diverse kranten en tijdschriften te vinden waren, werd hij het meest bekend door de talloze tekeningen, postzegels, (reclame)posters, ansichtkaarten, lp- en cd-hoesjes, meubilair, glas-in-loodramen, muurschilderingen en natuurlijk zijn covers van bladen zoals Vrij Nederland, Humo en The New Yorker. Zijn werk is vertaald in het Engels, Frans, Spaans, Italiaans en Duits.

Samen met Hansje Joustra richtte hij uitgeverij Oog & Blik op. De uitgeverij bracht onder andere zeefdrukken van Swarte en andere kunstenaars uit, maar ook graphic novels van - niet de minste! - Amerikaanse auteurs uit, zoals Art Spiegelman, Robert Crumb en Chris Ware. Inmiddels is Oog & Blik een imprint van De Bezige Bij geworden.

De Toneelschuur in Haarlem is een van de door Swarte ontworpen gebouwen. Om de hoek daarvan is het Johan Enschede Hof te vinden waar een enorm glas-in-loodraam bewonderd kan worden dat door Swarte is gemaakt.Van alles wat hierboven staat is iets terug te vinden in de Rotterdamse Kunsthal. In het geval van grote ‘dingen’ gaat het natuurlijk om foto’s en andersoortige afbeeldingen.

Wie Swarte niet kent als striptekenaar, architect, poster-, cover- en postzegelontwerper, kent hem wellicht als illustrator. Want - zoals ook al te zien is aan de afgebeelde cover van The New Yorker, is Swarte ook zeer actief binnen het literaire wereldje. Een van de grappigste/handigste/interessantste/nuttigste bijdragen daaraan is misschien wel het boek dat hij samen met Chistine Lewis maakte: Kop en Staart. Aan de hand van een simpel versje, en in navolging van Stijloefeningen van Raymond Queneau, behandelt Lewis op een grappige, nauwkeurige en begrijpelijke wijze allerlei literaire termen.
Swarte maakte daar illustraties bij. Dat is onbegrijpelijk goed gelukt, want hoe illustreer je in vredesnaam termen als vertaling (zo dus), allegorie, expositie, aanname, enz? Nou, zoals Swarte dat dus gedaan heeft!

Ten slotte (en dat slaat op dit artikel, niet op de talenten of het werk van Joost Swarte, want dat lijkt oneindig qua variëteit en kwaliteit) zijn er nog de prachtige geïllustreerde uitgaven van de Nescio-verhalen: De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje. Hier zijn voorbeelden te zien van die illustraties.

Het - zeer diverse en alleen al daarom zo interessante - werk van Joost Swarte is nog tot en met zondag 19 januari te zien in de Kunsthal in Rotterdam en - het mag duidelijk zijn - dat is een bezoek meer dan waard.

Bronnen: