donderdag 31 januari 2019

Bewaren (van Hebban overgenomen)


Leesclub anders dan anders

De meeste leesclubbijeenkomsten bestaan uit een inleiding over de schrijver en zijn of haar werk en een discussie over het boek. Er zijn ook andere manieren om de discussie op gang te brengen of de bijeenkomst met andere werkvormen aan te kleden. Hieronder vind je een aantal suggesties voor als je het eens helemaal anders wilt aanpakken, bijvoorbeeld tijdens de laatste bijeenkomst van het seizoen van je leesclub.
Door Marlene Lunter

Vooraf/Opening

De deelnemers kiezen thuis een fragment uit van maximaal een halve pagina. Deze fragmenten lezen ze aan het begin van de bijeenkomst voor. Het is een fijne manier om het boek ineens ‘aanwezig’ te laten zijn. Geef deelnemers eventueel de opdracht mee een discussievraag bij hun fragment te bedenken. Of stel de toehoorders een gerichte luistervraag, bijvoorbeeld: 'Welke sfeer heeft het fragment?' Of: 'Wat valt je op aan de stijl?' Een ander idee voor de opening is elke deelnemer een punt op te laten schrijven dat zij/hij goed vindt aan het boek en een dat men minder goed vindt, inclusief korte argumentatie. Daarna begint de boekbespreking. Aan het eind lezen de deelnemers voor wat ze hebben opgeschreven. Zijn ze het nog met zichzelf eens?    

De discussie op gang brengen  

De hoge hoed

Schrijf markante woorden, zinsdelen of zinnen uit het boek op losse papiertjes. Aantal: ongeveer vijf keer het aantal deelnemers. Gooi de dubbelgevouwen papiertjes in een hoge hoed. De hoed gaat rond en elke deelnemer neemt er twee briefjes uit. Als men wil, mag men één briefje ruilen met een ander. Iedereen leest een zin voor en vertelt er iets over. Uiteraard mogen de anderen erop inhaken.  

Rollenspel

Vorm groepen van twee personen. Elke groep ‘krijgt’ een personage en bereidt vanuit dat perspectief een beschrijving van het hoofdpersonage voor. Daarna gaan de groepen met elkaar in gesprek over hoe ‘hun’ personage over het hoofdpersonage denkt.  

Plattegrond

Teken op een plattegrond schematisch de locaties waar het boek zich afspeelt. Gebruik de plattegrond als uitgangspunt om over de gebeurtenissen te discussiëren. Deze suggestie kunt u ook in combinatie met ‘De hoge hoed’ gebruiken.    

Speelse vormen  

Raad een personage

Vorm groepjes en ken elke groep een personage toe. Elk groepje noteert woorden of zinnen uit het boek die bij dat personage horen en presenteert die. De anderen raden om welk personage het gaat.  

Parcours

Noteer op losse strookjes een uitspraak van een personage. Aantal uitspraken: één tot drie keer het aantal deelnemers. Zet een genummerd parcours uit en leg bij elk punt een uitspraak. Verdeel de deelnemers in groepjes van twee en verdeel ze over de ‘stations’ van het parcours. Geef ze steeds een vastgestelde tijd om het personage te noteren dat de uitspraak heeft gedaan. Het boek raadplegen mag. Stuur daarna elke groep naar het volgende station. Is iedereen rond geweest, laat ze dan met de letters woorden of zinnen vormen die uiteraard met het boek te maken moeten hebben. In plaats van uitspraken, kun je ook vragen bedenken over het boek. Dit moeten wel vragen zijn waarover geen discussie mogelijk is.  

Stelling

Schrijf een stelling die betrekking heeft op het boek boven aan een groot vel. Deel het vel doormidden met een lijn en schrijf aan de ene kant ‘eens’ en aan de andere kant ‘oneens’. Plak het vel tegen de muur. Elke deelnemer plakt een sticker in één van de kolommen. De positie binnen de kolom is afhankelijk van hoe sterk iemand het met de stelling eens is. Laat de leden hun keuze beargumenteren.  

Dispuut of rechtspraak

Kies een stelling die met het boek te maken heeft. Vorm twee partijen en houd twee mensen apart. De ene partij bedenkt argumenten voor de stelling, de andere argumenten die er tegen pleiten. Er moet een opbouw in de argumenten zitten naar het meest overtuigende argument. Als je vooraf heb laten stemmen, kun je de deelnemers bij hun ‘eigen’ stelling indelen, maar je kunt ze ook juist bij de andere stelling zetten, zodat ze zich moeten verplaatsen in een ander idee dan dat van zichzelf. De twee overgebleven personen fungeren als ‘rechters’. Laat de partijen met elkaar in discussie gaan aan de hand van hun argumenten. De rechters wijzen na overleg de ‘winnaar’ aan.  

Quiz: Petje op petje af

Bedenk twintig tot dertig stellingen over schrijver en boek die wel of niet kloppen. De deelnemers leggen het boek weg en staan op. Jij poneert een stelling. Klopt die volgens de deelnemer, dan zet die haar/zijn petje op. Klopt de stelling niet dan houdt men het petje in de hand. Bij gebrek aan petjes: gebruik twee velletje van verschillende kleur. Degenen die een vraag fout beantwoorden, gaan zitten. Zo vallen er steeds meer deelnemers af en blijft een winnaar over.  

Ganzenbord

Bedenk vragen over schrijver en boek en regel enkele ganzenbordspellen (of gebruik afbeeldingen die op internet te vinden zijn). Over de antwoorden op de vragen mag geen discussie mogelijk zijn (zie: ‘Parcours’). Schrijf ze met het antwoord op losse kaartjes. Maak groepjes van drie tot vier personen. Elke groep gaat ganzenborden. Komt een speler op een gansje, dan leest een andere speler tijdens de volgende beurt een vraag voor. Weet de eerste speler het antwoord, dan mag zij de volgende beurt verder. Heeft zij/hij het fout, dan is de volgende aan de beurt. De speler krijgt drie keer de kans een vraag te beantwoorden. Na de derde vraag mag men altijd verder. Wie is het eerste bij het eindpunt?

Wie van de drie

Drie mensen kiezen een personage uit het boek en spreken onderling af wie ‘de echte’ is. Geef het drietal de tijd om te overleggen. Intussen bedenken de andere deelnemers, eventueel in groepjes van twee, vragen die zij aan de drie uitverkorenen stellen. Laat een aantal vragenrondes spelen. Na de laatste ronde, eventueel na elke ronde, bepalen de spelers wie ‘de echte’ is. Laat ze dit ook kort beargumenteren.  

Wie /wat ben ik?

Drie deelnemers nemen voor de groep plaats. Zij krijgen een bordje voor zich met een personage, een voorwerp of een begrip uit het boek, dat ze zelf niet kunnen lezen. Om de beurt stellen deze mensen ja-neevragen aan de groep om te achterhalen wie of wat ze zijn.  

Personage in gedachten

Vorm groepjes van twee. Eén van beiden neemt een personage in gedachten. De ander stelt ja-neevragen om erachter te komen wie het personage is. Is het personage geraden, dan wisselen de rollen. Het spel kan ook met de hele groep worden gespeeld.    

Afsluiting: aanbeveling

Nodig de deelnemers uit een korte aanbeveling voor andere lezers te schrijven over het boek en laat enkele aanbevelingen voorlezen. Zie ook onder het kopje ‘Vooraf/Opening’.      

Boekenpost. Voor serieuze boekenliefhebbers

Het magazine Boekenpost brengt elke twee maanden verrassende en sterke artikelen over de wereld van de literatuur: recente uitgaven of verborgen parels van weleer, terecht bejubeld of onterecht in de vergetelheid geraakt. Highlights uit de nieuwste Boekenpost: Marente de Moors Foon geanalyseerd, Marita Coppes debuteerde met De laatste verhalenweefster, Sander Verheijen leest de klassieker Advocaat van de duivel en nog een hoop andere artikelen om met uw leesclub te delen.