zondag 10 mei 2020

Het lam gods van Harry Paepe en Jan van der Veken



Het Lam Gods is een boek dat de stad Gent in samenwerking met Uitgeverij Vrijdag heeft uitgebracht ter gelegenheid van het Van Eyckjaar 2020dat als thema 'OMG! Van Eyck was here' kreeg. Ter gelegenheid van het Van Eyckjaar wordt er in diverse Gentse musea uitgebreid aandacht besteed aan (onder andere) het topstuk van de gebroeders van Eyck en zijn er vele evenementen en activiteiten in de stad gepland. Natuurlijk is dat programma inmiddels aangepast, zoals dat met veel evenementen het geval is ten gevolge van het coronavirus. Niet getreurd, want niet alleen is het themajaar met een half jaar verlengd (en duurt nu dus tot en met juni 2021), er is ook dit boek waarvan je op voorhand al kunt genieten en in de stemming kunt komen om later dit jaar (of volgend jaar) alsnog naar Gent te gaan om met eigen ogen ‘De aanbidding van het Lam Gods’ te bekijken.

Wie was deze van Eyck, of beter gezegd, wie waren deze van Eycks? En wat is er zo bijzonder aan ‘De aanbidding van het Lam Gods’ (kortweg het Lam Gods)? 

De aanbidding van het Lam Gods open (links) en gesloten (rechts)
Om met dat laatste te beginnen:
‘De Rechtvaardige Rechters en het Lam Gods zijn veel meer dan een gestolen kunstwerk. Het is een van de hoogtepunten van de westerse cultuur. Het meesterwerk dateert uit de 15de eeuw en hoort thuis in het rijtje van meesterlijke cultuurschatten, zoals de Notre-Dame van Parijs, de David van MIchelangelo, de Kruisoprichting van Rubens en de Guernica van Picasso. Volgens de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer, die Gent bezocht in 1521, was het Lam Gods het meest uitmuntende en meest intelligente schilderwerk van zijn tijd.’
Het is niet bekend hoelang de gebroeders Van Eyck aan het altaarstuk (want dat is het) gewerkt hebben, maar dat zou goed een klein decennium kunnen zijn geweest. Wat wel bekend is, is wanneer het stuk voor het eerst in het openbaar bekeken kon worden: 6 mei 1432, ter gelegenheid van het doopsel van Joos, het zoontje van Filips de Goede. De opdrachtgever was Joos Vijd, een rijke koopman uit Gent.

Het altaarstuk bestaat uit twaalf panelen, waarvan er acht door middel van scharnieren gesloten kunnen worden. Elke vleugel is aan beide kanten beschilderd, zodat er – of het stuk nu open of dicht is – altijd een voorstelling te zien is. Als het open is, dan zijn de panelen zichtbaar waar achtereenvolgens: Adam, zingende engelen, Maria, de gekroonde Christus of God de vader op de troon, Johannes de Doper, musicerende engelen, Eva, en onderaan de Rechtvaardige Rechters, de ridders van Christus, de aanbidding van het Lam Gods, de kluizenaars en de pelgrims zichtbaar zijn.
De panelen zijn uit elkaar gehaald, (illegaal) verkocht, verstopt, vervalst, meer dan tien keer gestolen, gecensureerd door sommige (edele) delen over te schilderen, het is op het nippertje ontsnapt aan de beeldenstormers, gebruikt voor losgeld, als diplomatiek wapen ingezet, doorgezaagd, door dubbelagenten gered en uiteindelijk is bij de Vrede van Versailles bepaald dat het teruggebracht moest worden naar Gent.

De biografie van dit kunstwerk zou door al deze avonturen een spannend avonturenboek of een detective hebben kunnen opleveren, maar dat is het beide niet geworden. Ook de speurtocht(en) naar het verdwenen paneel van de Rechtvaardige Rechters, die als een rode draad door het boek loopt, zorgt daar niet voor. Het is een geschiedenisboek geworden, een vlot leesbare, voorzien van diverse grappige illustraties, maar door die enorme hoeveelheid kleine en grote feiten is het toch een beetje droge opsomming geworden.
Als het echter je bedoeling is om te weten te komen wat er de afgelopen eeuwen allemaal gebeurd is met dit topstuk van die twee geweldenaren uit de 15de eeuw, Hubert en Jan Van Eyck en/of ergens in het komende jaar goed voorbereid toch nog naar Gent af te reizen, dan gaat dat zeker lukken met dit mooi uitgevoerde, informatieve boek.

View all my reviews

Wittgensteins minnares van David Markson

   In het begin maakte ik bij iedere intrigerende zin of aansprekende uitspraak of gruwelijke miskleun of grappige vertwijfeling een aantekening.
   Maar dat werden er teveel. Op het laatst hield ik op met het maken van aantekeningen.
   Ik weet niet meer precies waar ik opgehouden ben, maar het was over de helft, want op pagina 230 maakte ik ongeveer halverwege nog een aantekening. Twitter @saynotoducks schreef ik in de kantlijn bij Heel wat mensen keurden trouwens de naam van diezelfde kat af, Argus heette hij.
   Daar was natuurlijk een verklaring voor.
   Die verklaring was dat ik die opbouw van een zin veel op Twitter tegenkomt. Bij @saynotoducks bijvoorbeeld. Als grap.
   Eerder maakte ik al een aantekening op pagina 73. Hoewel het eigenlijk geen aantekening is, omdat het maken van aantekeningen uitsluitend het noteren van opmerkingen betreft.
   Hoe dan ook heb ik met potlood een zin omcirkeld op pagina 73.
   Ik geloof dat ik eerder al gezegd heb dat dat op pagina 73 was.
   Misschien moet ik niet nog een keer zeggen dat er op pagina 73 een zin stond die ik tijdens het lezen zo geweldig vond dat ik er met potlood een rondje om heen trok.
   Hoewel het feitelijk geen rondje is. En ook geen cirkel natuurlijk.
   Was het Galileo die uit de hand een perfect ronde cirkel trok?
   Ik deed dat in ieder geval niet op bladzijde 73.
   Waarmee ik wil zeggen dat ik op pagina 73 wel met potlood een lijn rond een alinea trok, maar dat die lijn geen perfecte cirkel was. En dat nog steeds niet is, trouwens.
   Misschien moet ik het onderwerp maar laten varen.
   Trouwens, ik dacht alleen maar aan Galileo in verband met die cirkel.
   En ondertussen ben ik inmiddels ook nieuwsgierig geworden naar dat stukje tekst, waarvan ik niet meer weet waarom het omcirkeld is.
   Al moet ik die potloodlijn ontegenzeggelijk wel zelf getrokken hebben, want ik herinner me heel goed dat ik dit boek las.
   Oeps.
   Heb ik het met een potloodlijn omgetrokken stukje tekst nu al eens ingetikt? Of zal ik een foto maken en dat hier inplakken. Dan kan iedereen zien dat dit een feit is.
   Waarmee ik wil zeggen dat het het geval is dat ik dit boek gelezen heb.
   En het feitelijk zo is dat ik van het lezen van Wittgensteins minnares genoten heb.
   Al moet ik eigenlijk zeggen ik zeer genoten heb van de door de heren Bindervoet en Henkes geschreven vertaling van Wittgenstein's mistress dat geschreven is door David Markson. Of waren het nu Barber van der Pol en Anneke Brassinga die Wittgenstein's mistress zo goed vertaald hebben?
   Als ik het boek gelezen had.
   En als ik aantekeningen had gemaakt tijdens het lezen.
   Er heeft iemand deze aantekening gemaakt.

   NB. zie deze krabbelpagina voor meer aantekeningen 


View all my reviews

Apeirogon van Column McCann

McCann kiest een wiskundige figuur met oneindig veel zijden als metafoor (en titel) om zijn verhaal over het verlies van twee gezinnen, vertegenwoordigd door de vaders, mee te verbeelden. Beide gezinnen, een Palestijns, de ander Israëlisch, raakten een lid van de familie kwijt aan de gewelddaden van de andere partij. Bassam en Rami, de vaders, zijn de hoofdpersonen van het boek dat één dag uit het leven van beiden volgt. Het is een dag zoals zij er velen hebben: ze gaan op weg naar een plek waar ze hun verhaal gaan doen en keren daarna weer huiswaarts.

Ondertussen laat McCann door een schier oneindige hoeveelheid korte, nog kortere en iets langere fragmenten zien hoe ingewikkeld het leven in dat piepkleine, maar ozo ingewikkelde deel van de wereld is. Hij doet dat op velerlei wijze: door verhalen, referenties, quotes, spreekwoorden, opsomming van feiten, (vogel)soorten en nog veel meer schijnbaar los van elkaar staande teksten. Waar je als lezer eerst verbaasd bent van de onderwerpen die langskomen omdat ze geen relatie met het verhaal van de vaders lijken te hebben, besef je op den duur dat het juist het tegenovergestelde is. Er lijkt niets of niemand en geen enkele gebeurtenis in het heden of verleden te zijn dat niet op de een of ander manier verbonden is met dit verhaal!!

Dat werkt niet alleen op de manier zoals McCann dat ongetwijfeld bedacht heeft en je via allerlei draden van fragmenten leidt naar het centrum van het web waar de dood van twee meiden en dus het verdriet van de twee vaders samengebald ligt, maar het roept bij de lezer ook het een en ander op. McCann kan nooit bedacht hebben dat ik het verhaal van het ontstaan van Messiaen's Quatuor pour la fin du temps een paar jaar geleden las in Orfeo van Richard Powers en daar totaal stuk van was. De verwijzing naar Messiaen en het ontstaan van deze muziek, maar vooral de (rol van de) vogels.

Er moet ook nog iets gezegd worden over die andere opvallende interesse van Messiaen, de vogels. Messiaen hield van vogels en probeerde in zijn muziek hun zang te vangen. Dat ging hem heel aardig af. Het verhaal gaat dat iemand een depressieve vogel aan het zingen gekregen toen hij een bandje met Messiaens gekwinkeleer afspeelde. In het openingsdeel 'Liturgie de cristal' ontwaken de vogels, de nachtegaal en de merel, om precies te zijn. Ze doen ook mee in andere delen van het 'Quatuor'. Vogels symboliseren ons verlangen naar vrijheid, licht, sterren, regenbogen en vrolijke liederen, aldus Messiaen.
(bron: Messiaen - Quatuor pour la fin du temps, Trouw, 14 juli 2003)

Het is dat eerste deel, Liturgie de cristal dat ik direct hoor, en waardoor de tranen over mijn wangen rollen. Om de vogels, de muziek, de situatie waaronder de muziek gemaakt en voor het eerste vertolkt werd... alles. Door die tranen heen lees ik nu het stuk (283, p 364) over het project van Dalia: Catalogue d'Oiseaux (een pianosolo) van Messiaen 'versmelten' met haar eigen Westoevergeluiden, daar een elektronische versie van maken en dat uitwerken tot een acht uur durend stuk met als titel Migratie. Beide muziekstukken én gebeurtenissen (en boeken) zijn nu voor eeuwig aan elkaar geknoopt door mijn tranen.

Dat is wat dit boek zo uniek maakt. Letterlijk. Want iedere lezer neemt een eigen context mee, eigen haken waar de fragmenten aan opgehangen worden, die herinneringen oproepen, smaken, muziek, gevoelens, feiten, geuren en verhalen, enzovoorts. En iedere keer weer het besef dat we zoveel met elkaar gemeen hebben, dat er zoveel is waar we allemaal naar verlangen of willen vermijden en dat we moeten praten, met elkaar, om dát te blijven beseffen: het (geweld) houdt pas op als we met elkaar (blijven) praten.


View all my reviews