De snor van József Kiprich by Michel van Egmond
My rating: 5 of 5 stars
De snor van József Kiprich is voorzien van een kaft waarop een snorretje is afgebeeld dat eerder doet denken aan die van Hercule Poirot dan die van József Kiprich, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de achtergrond die bestaat uit de enig juiste combinatie van rood en wit. Binnenin, zo staat op de kaft vermeld, bevinden zich de beste Feyenoordverhalen. Geschreven door Michel van Egmond, auteur van diverse best sellers op voetbalgebied zoals Gijp, Kieft en Topshow.
Vijftien jaar heeft van Egmond Feyenoord gevolgd, hij is met die club de halve wereld over gereisd, maar op de vraag 'Hou je van Feyenoord' geeft hij in een radio-interview een ontkennend antwoord. Hij kan en wil zich niet vergelijken met al die mensen die hun leven inrichten op Feyenoord, waarbij een verliespartij van deze club hen door de ziel snijdt.
Bovendien ziet hij, behalve de mooie kanten. ook de lelijke kanten van het Legioen en is er een tijd geweest dat hij daar zo'n afkeer van had dat dat hem zelfs ervan weerhield om naar wedstrijden te gaan. Maar hij kwam terug, omdat de schoonheid toch overheerst, omdat de club en het Legioen fascinerend zijn. Omdat hij het antwoord op de vraag 'Waarom is deze club zo ontzettend belangrijk, zo ontzettend groot voor zoveel verschillende mensen?' nog steeds niet heeft kunnen beantwoorden.
Misschien is een deel van het antwoord te vinden in Het evangelie van József dat van Egmond in 2004 schreef: "Feyenoord-supporters hebben altijd de neiging gehad de onderlinge gelijkenissen met hun idolen te zoeken, veel meer dan de verschillen. [...] Het beste voorbeeld: Ed de Goeij. Hij was populair bij de fans. Maar onder zijn te korte spijkerbroeken droeg hij dan ook dezelfde witte tennissokken als zij. Tussen de middag ging hij vaak naar huis om samen met zijn vrouw een boterhammetje te eten. In zijn vrije tijd legde hij graag een puzzel. Er is een periode geweest dat hij zelfs het lichaam van een supporter had. [...] Feyenoord-supporters moeten er niet aan denken om elf godenzonen te moeten aanmoedigen. Ze zouden ervan over hun nek gaan."
Misschien geeft Luuk het antwoord wel in Altijd op zoek naar de verloren tijd geschreven in het najaar van 2005 die op de vraag of hij zou willen ruilen met de erelijst van die andere club uit 020, zijn hoofd schudt en zegt:
'Ruilen? Voor geen goud.'
- Waarom niet?
'Feyenoord zou Feyenoord niet meer zijn.'
- Hoe bedoel je?
'Nou, het steeds maar opnieuw hopen en dan teleurgesteld worden, dat hoort ook heel erg bij deze club. Bovendien maakt het de ontlading extra groot op het moment dat het wél lukt.'
- Dus je zou het niet prettig vinden om drie keer achter elkaar landskampioen te worden?
'O nee. Ik zou niet weten hoe ik me moest gedragen.'
Niemand kan het uitleggen, maar elke Feyenoorder snapt het. En of hij nou wil of niet, van Egmond snapt het ook. Het antwoord zit onherkenbaar en tegelijkertijd overduidelijk vervlochten in alle verhalen in De snor. Waarbij moet worden aangetekend dat het in de verhalen geschreven voor 2011 zichtbaarder is dan in de latere verhalen. Dat heeft wellicht te maken met de veranderingen die sinds die tijd in het (Nederlandse) voetbal hebben plaatsgevonden, want zoals van Egmond constateert: met het overlijden van Coen Moulijn is een tijdperk afgesloten. "Feyenoord is niet langer een rijke club met arme spelers [...], maar een arme club met rijke spelers."
Het volledigste en simpelste antwoord op de vraag geeft van Egmond echter al helemaal voorin in het boek:
Ter nagedachtenis aan:
Fred Blankemeijer (1916-2010)
mijn favoriete Feyenoorder aller tijden
Daarom is Feyenoord belangrijk: door zoveel mensen.
Gerecenseerd voor Hebban.nl
View all my reviews
vrijdag 2 oktober 2015
donderdag 1 oktober 2015
Lezen met ALS van Pieter Steinz
Lezen met ALS by Pieter Steinz
My rating: 4 of 5 stars
Karel van het Reve vertelt in De ondergang van het morgenland dat bij hem in de jaren dertig een Komintern-agent, Karl genaamd, een Duitser, thuiskwam. "Het was een aardige man. Hij sprak altijd heel zachtjes en rookte Egyptische sigaretten. Hij is tijdens de oorlog in Duitsland gearresteerd en onthoofd. Af en toe denk ik aan hem. Wie zal als ik dood ben aan hem denken?"
Alle lezers van Karel van het Reve, meent Pieter Steinz, omdat je pas vergeten bent als je naam niet meer genoemd wordt. Dat zou Pieter Steinz graag aan Gus, een van de twee hoofdpersonen uit Een weeffout in onze sterren vertellen, als hij zou hebben bestaan. Dat zou Gus vast getroost hebben.
Zelf heeft Pieter Steinz deze troost niet nodig. Troost is niet de reden voor dit boek. Afleiding ook niet, net zomin als herinnerd willen worden. Steinz wil wat Thoreau wilde: "to drive life into a corner and reduce it to its lowest terms". Steinz had daarbij voor ogen om "te noteren wanneer het bestaan als ten dode opgeschreven patiënt minderwaardig was [...] én wanneer het subliem was [...]" en dat te doen aan de hand van boeken die hij zich herinnerde en die hij las. Zo moet Steinz op zijn 51ste verjaardag denken aan De verjaardag van alle anderen van Toon Tellegen omdat het alweer zijn tweede verjaardag is die hij viert nadat de diagnose ALS bij hem gesteld is. Net als de hagedis in het boek, voelt het alsof hij tijd cadeau heeft gekregen. En net als de eekhoorn en de mier hoopt hij dat de tijd zin zal krijgen om stil te staan. "Want als hij echt stil wilde staan, dan kon hij dat. Dat wisten ze."
Situaties, maar vooral ook mensen, doen Steinz vaak denken aan boeken en personages uit boeken. Er is een arts, een behandelend arts die voor hem de coördinatie moest doen van alle (para)medische diensten, die beschreven wordt als een Dobby, "de huiself in de Harry Potter-cyclus die zichzelf slaat of met zijn voorhoofd tegen de muur bonkt als hij een fout heeft gemaakt", met het postuur van Mr Pickwick, het draaierige van Uriah Heep en voorzien van een flinke dosis tegen-beter-weten-in-optimisme van Mr Micawber. Rowling meets Dickens, zogezegd.
Alle raadgevingen, suggesties voor hulp- en geneesmiddelen die Steinz ongevraagd ontvangt op het moment dat hij bekendmaakt dat hij aan de spierziekte ALS lijdt, doen hem denken aan Het sleutelkruid van Paul Biegel. Het sleutelkruid neemt daarbij diverse, vaak Aziatische, vormen aan: scalp-acupunctuur, voetbaden om het gebrek aan Yang te herstellen, mediaanmassages, werken met een 'photon moxibustion'-apparaat (in Taiwan), natuurgeneesmiddelen uit Peru, biofotonentherapie, bloedelektrificatie, elektromagnetische pulsering of soep van groene bonen, selderij en courgette. En geaard slapen, natuurlijk.
Steinz overpeinzingen naar aanleiding van wat hij meemaakt als gevolg van de diagnose en het verloop van de ziekte trekken geen tranen, verwonderen niet (mits je de kronkelige krochten van 'de zorg in Nederland' daarbij niet meetelt), amuseren regelmatig, maar laten je vooral verlangen naar lezen of herlezen van de door hem genoemde boeken. Het meest in het oog springende is echter het plezier dat Steinz zelf heeft beleefd aan het schrijven van deze columns, omdat dat uit elk woord in elke zin op elke pagina blijkt en aanstekelijk werkt op je eigen humeur. Het leven is geweldig, een lezend leven nog geweldiger en schrijven over levenslang lezen is het geweldigst.
Gerecenseerd voor Hebban.nl
View all my reviews
My rating: 4 of 5 stars
Karel van het Reve vertelt in De ondergang van het morgenland dat bij hem in de jaren dertig een Komintern-agent, Karl genaamd, een Duitser, thuiskwam. "Het was een aardige man. Hij sprak altijd heel zachtjes en rookte Egyptische sigaretten. Hij is tijdens de oorlog in Duitsland gearresteerd en onthoofd. Af en toe denk ik aan hem. Wie zal als ik dood ben aan hem denken?"
Alle lezers van Karel van het Reve, meent Pieter Steinz, omdat je pas vergeten bent als je naam niet meer genoemd wordt. Dat zou Pieter Steinz graag aan Gus, een van de twee hoofdpersonen uit Een weeffout in onze sterren vertellen, als hij zou hebben bestaan. Dat zou Gus vast getroost hebben.
Zelf heeft Pieter Steinz deze troost niet nodig. Troost is niet de reden voor dit boek. Afleiding ook niet, net zomin als herinnerd willen worden. Steinz wil wat Thoreau wilde: "to drive life into a corner and reduce it to its lowest terms". Steinz had daarbij voor ogen om "te noteren wanneer het bestaan als ten dode opgeschreven patiënt minderwaardig was [...] én wanneer het subliem was [...]" en dat te doen aan de hand van boeken die hij zich herinnerde en die hij las. Zo moet Steinz op zijn 51ste verjaardag denken aan De verjaardag van alle anderen van Toon Tellegen omdat het alweer zijn tweede verjaardag is die hij viert nadat de diagnose ALS bij hem gesteld is. Net als de hagedis in het boek, voelt het alsof hij tijd cadeau heeft gekregen. En net als de eekhoorn en de mier hoopt hij dat de tijd zin zal krijgen om stil te staan. "Want als hij echt stil wilde staan, dan kon hij dat. Dat wisten ze."
Situaties, maar vooral ook mensen, doen Steinz vaak denken aan boeken en personages uit boeken. Er is een arts, een behandelend arts die voor hem de coördinatie moest doen van alle (para)medische diensten, die beschreven wordt als een Dobby, "de huiself in de Harry Potter-cyclus die zichzelf slaat of met zijn voorhoofd tegen de muur bonkt als hij een fout heeft gemaakt", met het postuur van Mr Pickwick, het draaierige van Uriah Heep en voorzien van een flinke dosis tegen-beter-weten-in-optimisme van Mr Micawber. Rowling meets Dickens, zogezegd.
Alle raadgevingen, suggesties voor hulp- en geneesmiddelen die Steinz ongevraagd ontvangt op het moment dat hij bekendmaakt dat hij aan de spierziekte ALS lijdt, doen hem denken aan Het sleutelkruid van Paul Biegel. Het sleutelkruid neemt daarbij diverse, vaak Aziatische, vormen aan: scalp-acupunctuur, voetbaden om het gebrek aan Yang te herstellen, mediaanmassages, werken met een 'photon moxibustion'-apparaat (in Taiwan), natuurgeneesmiddelen uit Peru, biofotonentherapie, bloedelektrificatie, elektromagnetische pulsering of soep van groene bonen, selderij en courgette. En geaard slapen, natuurlijk.
Steinz overpeinzingen naar aanleiding van wat hij meemaakt als gevolg van de diagnose en het verloop van de ziekte trekken geen tranen, verwonderen niet (mits je de kronkelige krochten van 'de zorg in Nederland' daarbij niet meetelt), amuseren regelmatig, maar laten je vooral verlangen naar lezen of herlezen van de door hem genoemde boeken. Het meest in het oog springende is echter het plezier dat Steinz zelf heeft beleefd aan het schrijven van deze columns, omdat dat uit elk woord in elke zin op elke pagina blijkt en aanstekelijk werkt op je eigen humeur. Het leven is geweldig, een lezend leven nog geweldiger en schrijven over levenslang lezen is het geweldigst.
Gerecenseerd voor Hebban.nl
View all my reviews
Abonneren op:
Posts (Atom)